Deze website maakt gebruik van cookies

BDO Nederland gebruikt cookies en trackingtechnologieën om het browser-gebruik op onze online publicaties te verbeteren, gepersonaliseerde content te tonen en traffic te analyseren. Door op akkoord te klikken, stemt u in met het gebruik van cookies. Lees meer over ons cookiebeleid en privacybeleid.

BELASTINGCAPACITEIT
STRUCTURELE
EXPLOITATIERUIMTE
GRONDEXPLOITATIE
NETTOSCHULDQUOTE
Solvabiliteit
Financiële performance
BDO-BENCHmark Nederlandse gemeenten 2023

‘De gemiddelde grondexploitatie in 2021 is 7,65%. Daarmee is deze verder gedaald’ 

WILT U MEER WETEN OVER DEZE PUBLICATIE OF OVER ONZE DIENSTVERLENING VOOR DE OVERHEID?

Neem dan contact op met 


Rob Bouman

rob.bouman@bdo.nl

✆ 06 - 23 48 45 50


of kijk op

bdo.nl/overheid

Download de pdf-versie van het rapport inclusief verhelderende interviews met politici en managers uit het lokale bestuur  

Het kengetal structurele exploitatieruimte helpt mee om te beoordelen welke ruimte een gemeente heeft om de eigen lasten te dragen. Die ruimte wordt in 2021 wederom groter, zo blijkt uit de cijfers. Sterker nog, de structurele exploitatieruimte is meer dan verdubbeld.

In 2019 hadden gemeenten nog grote moeite om hun meerjarenbegroting structureel sluitend te krijgen. In 2020 lukte dit beter met een overschot van 1,3%. Over 2021 is het beeld nóg rooskleuriger, omdat de gemiddelde exploitatieruimte uitkomt op 2,8%. Deze extra ruimte komt voor veel gemeenten als geroepen. De verhoogde structurele exploitatieruimte is vooral zichtbaar bij gemeenten met 50.000 tot 100.000 inwoners. Daar bedroeg deze over 2020 nog 0,4% terwijl deze in 2021 steeg
naar 2,2%.


Tot slot de belastingcapaciteit. Dit kengetal geeft inzicht in hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt tot het landelijk gemiddelde. De belangrijkste belastingen die gemeenten heffen zijn de onroerendezaakbelasting op huizen en bedrijfspanden en de riool- en afvalstoffenheffing. Als dit kengetal laag is, betekent het dat een gemeente meer inkomsten uit belastingen zou kunnen verwerven. In 2021 is de gemiddelde belastingcapaciteit van gemeenten, groot of klein, over de gehele linie gedaald. Grotere gemeenten hebben gemiddeld genomen een lagere belastingdruk dan kleinere gemeenten, blijkt uit ons onderzoek. Zij kunnen daardoor meer inkomsten genereren in tijden dat dat nodig is dan kleinere gemeenten dat kunnen.

(2014-2021)

Belastingcapaciteit gemeenten, gemiddeld en naar groottecategorie

(2014-2021)

Structurele exploitatieruimte gemeenten, gemiddeld en naar groottecategorie 

‘De structurele exploitatieruimte is in 2021 meer dan verdubbeld’

De grondexploitatieratio geeft aan hoe groot de waarde van de grond is ten opzichte van de baten. Hoe minder grond een gemeente verkoopt, hoe hoger de grondpositie en hoe hoger de boekwaarde. Een grondexploitatie van 10% of hoger wordt beschouwd als kwetsbaar. De gemiddelde ratio grondexploitatie in 2021 is 7,65%. Daarmee is deze verder gedaald. Sinds 2013 al zien we grondexploitaties van welke gemeente dan ook verder dalen. Met een dalende grondexploitatieratio lopen gemeenten financieel wellicht minder risico’s met de gronden maar tegelijktijdig is er een wooncrisis en is het maatschappelijk gezien wenselijk dat er juist wordt geïnvesteerd in grondexploitaties. Gemeenten wíllen vaak ook wel investeren, maar door het ontbreken van grondvoorraad of door de stikstofproblematiek komt dit niet altijd van de grond. 


De daling zet dus door in 2021, hoewel deze zich vooral voordoet bij gemeenten met een inwoneraantal tussen de 25.000 en 50.000. Daar is sprake van een daling van 20%. En bij gemeenten tussen de 50.000 en 100.000 inwoners is de daling 10%. Een mogelijke verklaring is dat er weinig nieuwe investeringen in grondexploitaties zijn gedaan en dat de bestaande investeringen in 2021 voor een groot deel zijn verkocht. Bij gemeenten met minder dan 25.000 inwoners is de daling 2% en bij gemeenten met meer dan 100.000 inwoners is de daling 7%.

(2010-2021)

Grondexploitatie gemeenten, gemiddeld en naar groottecategorie

De drie overige kengetallen: grondexploitatie (Grex), structurele exploitatieruimte en belastingcapaciteit bepalen voor een veel minder groot deel de financiële gezondheid van gemeenten. Ze worden dan ook beperkt meegerekend in het onderzoek.

'Gemeenten hebben grote inversteringen vanwegen de coronacrisis vaak niet of gedeeltelijk uitgevoerd' 

De schuldenpositie van gemeenten schommelde de afgelopen tien jaar rond de 49%. Het hoogst was de gemiddelde nettoschuldquote de afgelopen tien jaar in 2014 (bijna 57%). Sinds 2020 is een forse daling ingezet. In dat jaar daalde de nettoschuldquote van 49% naar 42%. In 2021 daalde deze verder naar 41%. De nettoschuldquote is het resultaat van het totaal van de schulden gedeeld door de totale baten van een gemeente. Ook leningen bij derden zijn meegewogen in dit percentage. 


Schulden dalen verder

De daling van de schulden heeft alles te maken met het feit dat de baten met ingang van 2020 fors zijn toegenomen, onder andere als gevolg van de tijdelijke Tozo-regeling (Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandige Ondernemers) die met ingang van 2020 haar intrede deed. De dalende trend heeft zich in 2021 doorgezet. De nettoschuldquote bedraagt eind 2021 41%. Dit, terwijl gemeenten aanvankelijk aangaven voor 2021 een nettoschuldquote te verwachten van maar liefst 64%. Ook hier spelen de Eneco-inkomsten een bepalende rol. Het ligt voor de hand dat sommige gemeenten deze gelden hebben aangewend om schulden (deels) af te lossen. Ook hebben gemeenten grote investeringen vanwege de coronacrisis vaak niet of gedeeltelijk uitgevoerd.


Een hogere nettoschuldquote hoeft overigens niet per definitie een slecht teken te zijn. Een gemeente is immers een ‘bestedingshuishouding’. Het hoofddoel is niet om zo veel mogelijk eigen vermogen dan wel middelen aan te houden en daar rendementen uit te halen, maar veel meer om de inkomsten optimaal in te zetten ten behoeve van betere voorzieningen voor de burgers en andere maatschappelijke baten. Zeker bij lage of zelfs negatieve rentestanden kan het zeer effectief zijn om externe middelen aan te trekken om te kunnen investeren in voorzieningen waar burgers nog jaren van profiteren. Schulden maken voor risicovolle investeringen, zoals grondexploitaties, moet echter weloverwogen gebeuren. Lenen om tekorten in de structurele begroting te dekken, moet niet mogelijk zijn. 


Gemeenten in Zeeland en Utrecht hebben ook in 2021 de meeste schulden

Op provinciaal niveau zien we grote verschillen tussen de nettoschuldquotes van gemeenten. In Flevoland nam de nettoschuldquote van gemeenten toe van 13% naar 15%, en in Friesland is sprake van een toename van 45% naar 50%. Ook zijn er forse dalers in met name de provincie Groningen (van 49% naar 41%) en in Overijssel waar de nettoschuldquote daalde van 48% naar 40%. Verder zien we dat in de meeste provincies de nettoschuldquote van gemeenten min of meer in de buurt van het landelijk gemiddelde van 41% ligt. Uitschieters zijn gemeenten in Zeeland (51,9%) en Utrecht (54,4%). Zij hebben relatief gezien de meeste schulden. Verreweg de laagste schuldpositie zit bij gemeenten in Flevoland (14,8%). 

(2021)

Nettoschuldquote per provincie, gemiddeld per provincie

(2010-2021)

Nettoschuldquote gemeenten, gemiddeld en naar groottecategorie

‘In 2021 daalde de gemiddelde nettoschuldquote verder naar 41%’ 

De nettoschuldquote geeft inzicht in het niveau van de gemeentelijke schuldenlast ten opzichte van de totale baten. Het geeft een indicatie van de mate waarin de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie drukken. Een laag percentage is veelal gunstig. Omdat bij leningen onzekerheid kan bestaan of ze allemaal worden terugbetaald, wordt dit kengetal zowel berekend inclusief (gecorrigeerd) als exclusief de doorgeleende gelden.

(2021)

Solvabiliteit gemeenten, gemiddeld per provincie

De gemiddelde solvabiliteit van gemeenten liet tot en met 2019 een dalende lijn zien. Op het dieptepunt eind 2019 was sprake van een gemiddelde solvabiliteit van 34%. In 2020 steeg de solvabiliteit voor het eerst weer naar 34,8%, vooral als gevolg van de verkoop van Eneco-aandelen door 44 gemeenten en andere incidentele voordelen. In 2021 is de solvabiliteit verder gestegen naar 36,4%. Deze stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door het resultaat van alle gemeenten gezamenlijk van € 1,8 miljard. Hierdoor is het eigen vermogen toegenomen en dit heeft een positief effect op de solvabiliteit. Maar niet alle gemeenten doen het in dit opzicht goed. Uit de cijfers blijkt dat een op de zeven gemeenten een solvabiliteit heeft van minder dan 20%. Dit percentage wordt beschouwd als meest risicovol. 

Maar ook in dit opzicht scoren gemeenten beter dan in 2020. Toen had een op de vijf gemeenten een solvabiliteit van minder dan 20%. De vermogensgroei bij gemeenten met minder dan 25.000 inwoners blijft wat achter. Bij deze gemeenten is de stijging van de solvabiliteit 0,9%. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat kleinere gemeenten gemiddeld genomen al een betere solvabiliteit hebben dan grotere.


Gemeenten in Zeeland hebben de laagste solvabiliteit, Flevoland wederom koploper

De solvabiliteit van gemeenten varieert flink. Het slechtst is deze van gemeenten in de provincie Zeeland en Friesland (29,6% en 30,6%), gevolgd door Groningen (30,9%). Gemeenten in de provincies Flevoland en Zuid-Holland scoren het best, waarbij Flevoland met een solvabiliteit van 49,5% de absolute koploper is. 

‘In 2021 is de solvabiliteit verder gestegen naar 36,4%’ 

(2010-2021)

Solvabiliteit Nederlandse gemeenten, gemiddeld en naar groottecategorie

In dit hoofdstuk gaan we in op de kengetallen die gezamenlijk leiden tot de BDO-ranking per gemeente. We beginnen met solvabiliteit. Deze wordt berekend op basis van het eigen vermogen en de totale bezittingen van de gemeente. Hoe hoger de solvabiliteit, des te groter de buffer die gemeenten hebben om tegenvallers op te vangen. Solvabiliteit is een belangrijke graadmeter voor de financiële gezondheid van gemeenten.

NETTOSCHULDQUOTE
GRONDEXPLOITATIE
STRUCTURELE
EXPLOITATIERUIMTE
Solvabiliteit
BELASTINGCAPACITEIT
Financiële performance
BDO-BENCHmark Nederlandse gemeenten 2023

WILT U MEER WETEN OVER DEZE PUBLICATIE OF OVER ONZE DIENSTVERLENING VOOR DE OVERHEID?

Neem dan contact op met 


Rob Bouman

rob.bouman@bdo.nl

✆ 06 - 23 48 45 50


of kijk op

bdo.nl/overheid

Download de pdf-versie van het rapport inclusief verhelderende interviews met politici en managers uit het lokale bestuur  

Het kengetal structurele exploitatieruimte helpt mee om te beoordelen welke ruimte een gemeente heeft om de eigen lasten te dragen. Die ruimte wordt in 2021 wederom groter, zo blijkt uit de cijfers. Sterker nog, de structurele exploitatieruimte is meer dan verdubbeld.

In 2019 hadden gemeenten nog grote moeite om hun meerjarenbegroting structureel sluitend te krijgen. In 2020 lukte dit beter met een overschot van 1,3%. Over 2021 is het beeld nóg rooskleuriger, omdat de gemiddelde exploitatieruimte uitkomt op 2,8%. Deze extra ruimte komt voor veel gemeenten als geroepen. De verhoogde structurele exploitatieruimte is vooral zichtbaar bij gemeenten met 50.000 tot 100.000 inwoners. Daar bedroeg deze over 2020 nog 0,4% terwijl deze in 2021 steeg
naar 2,2%.


Tot slot de belastingcapaciteit. Dit kengetal geeft inzicht in hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt tot het landelijk gemiddelde. De belangrijkste belastingen die gemeenten heffen zijn de onroerendezaakbelasting op huizen en bedrijfspanden en de riool- en afvalstoffenheffing. Als dit kengetal laag is, betekent het dat een gemeente meer inkomsten uit belastingen zou kunnen verwerven. In 2021 is de gemiddelde belastingcapaciteit van gemeenten, groot of klein, over de gehele linie gedaald. Grotere gemeenten hebben gemiddeld genomen een lagere belastingdruk dan kleinere gemeenten, blijkt uit ons onderzoek. Zij kunnen daardoor meer inkomsten genereren in tijden dat dat nodig is dan kleinere gemeenten dat kunnen.

(2014-2021)

Belastingcapaciteit gemeenten, gemiddeld en naar groottecategorie

(2014-2021)

Structurele exploitatieruimte gemeenten, gemiddeld en naar groottecategorie 

‘De structurele exploitatieruimte is in 2021 meer dan verdubbeld’

De grondexploitatieratio geeft aan hoe groot de waarde van de grond is ten opzichte van de baten. Hoe minder grond een gemeente verkoopt, hoe hoger de grondpositie en hoe hoger de boekwaarde. Een grondexploitatie van 10% of hoger wordt beschouwd als kwetsbaar. De gemiddelde ratio grondexploitatie in 2021 is 7,65%. Daarmee is deze verder gedaald. Sinds 2013 al zien we grondexploitaties van welke gemeente dan ook verder dalen. Met een dalende grondexploitatieratio lopen gemeenten financieel wellicht minder risico’s met de gronden maar tegelijktijdig is er een wooncrisis en is het maatschappelijk gezien wenselijk dat er juist wordt geïnvesteerd in grondexploitaties. Gemeenten wíllen vaak ook wel investeren, maar door het ontbreken van grondvoorraad of door de stikstofproblematiek komt dit niet altijd van de grond. 


De daling zet dus door in 2021, hoewel deze zich vooral voordoet bij gemeenten met een inwoneraantal tussen de 25.000 en 50.000. Daar is sprake van een daling van 20%. En bij gemeenten tussen de 50.000 en 100.000 inwoners is de daling 10%. Een mogelijke verklaring is dat er weinig nieuwe investeringen in grondexploitaties zijn gedaan en dat de bestaande investeringen in 2021 voor een groot deel zijn verkocht. Bij gemeenten met minder dan 25.000 inwoners is de daling 2% en bij gemeenten met meer dan 100.000 inwoners is de daling 7%.

(2010-2021)

Grondexploitatie gemeenten, gemiddeld en naar groottecategorie

De drie overige kengetallen: grondexploitatie (Grex), structurele exploitatieruimte en belastingcapaciteit bepalen voor een veel minder groot deel de financiële gezondheid van gemeenten. Ze worden dan ook beperkt meegerekend in het onderzoek.

'Gemeenten hebben grote inversteringen vanwegen de coronacrisis vaak niet of gedeeltelijk uitgevoerd' 

De schuldenpositie van gemeenten schommelde de afgelopen tien jaar rond de 49%. Het hoogst was de gemiddelde nettoschuldquote de afgelopen tien jaar in 2014 (bijna 57%). Sinds 2020 is een forse daling ingezet. In dat jaar daalde de nettoschuldquote van 49% naar 42%. In 2021 daalde deze verder naar 41%. De nettoschuldquote is het resultaat van het totaal van de schulden gedeeld door de totale baten van een gemeente. Ook leningen bij derden zijn meegewogen in dit percentage. 


Schulden dalen verder

De daling van de schulden heeft alles te maken met het feit dat de baten met ingang van 2020 fors zijn toegenomen, onder andere als gevolg van de tijdelijke Tozo-regeling (Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandige Ondernemers) die met ingang van 2020 haar intrede deed. De dalende trend heeft zich in 2021 doorgezet. De nettoschuldquote bedraagt eind 2021 41%. Dit, terwijl gemeenten aanvankelijk aangaven voor 2021 een nettoschuldquote te verwachten van maar liefst 64%. Ook hier spelen de Eneco-inkomsten een bepalende rol. Het ligt voor de hand dat sommige gemeenten deze gelden hebben aangewend om schulden (deels) af te lossen. Ook hebben gemeenten grote investeringen vanwege de coronacrisis vaak niet of gedeeltelijk uitgevoerd.


Een hogere nettoschuldquote hoeft overigens niet per definitie een slecht teken te zijn. Een gemeente is immers een ‘bestedingshuishouding’. Het hoofddoel is niet om zo veel mogelijk eigen vermogen dan wel middelen aan te houden en daar rendementen uit te halen, maar veel meer om de inkomsten optimaal in te zetten ten behoeve van betere voorzieningen voor de burgers en andere maatschappelijke baten. Zeker bij lage of zelfs negatieve rentestanden kan het zeer effectief zijn om externe middelen aan te trekken om te kunnen investeren in voorzieningen waar burgers nog jaren van profiteren. Schulden maken voor risicovolle investeringen, zoals grondexploitaties, moet echter weloverwogen gebeuren. Lenen om tekorten in de structurele begroting te dekken, moet niet mogelijk zijn. 


Gemeenten in Zeeland en Utrecht hebben ook in 2021 de meeste schulden

Op provinciaal niveau zien we grote verschillen tussen de nettoschuldquotes van gemeenten. In Flevoland nam de nettoschuldquote van gemeenten toe van 13% naar 15%, en in Friesland is sprake van een toename van 45% naar 50%. Ook zijn er forse dalers in met name de provincie Groningen (van 49% naar 41%) en in Overijssel waar de nettoschuldquote daalde van 48% naar 40%. Verder zien we dat in de meeste provincies de nettoschuldquote van gemeenten min of meer in de buurt van het landelijk gemiddelde van 41% ligt. Uitschieters zijn gemeenten in Zeeland (51,9%) en Utrecht (54,4%). Zij hebben relatief gezien de meeste schulden. Verreweg de laagste schuldpositie zit bij gemeenten in Flevoland (14,8%). 

(2021)

Nettoschuldquote per provincie, gemiddeld per provincie

(2010-2021)

Nettoschuldquote gemeenten, gemiddeld en naar groottecategorie

‘In 2021 daalde de gemiddelde nettoschuldquote verder naar 41%’ 

De nettoschuldquote geeft inzicht in het niveau van de gemeentelijke schuldenlast ten opzichte van de totale baten. Het geeft een indicatie van de mate waarin de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie drukken. Een laag percentage is veelal gunstig. Omdat bij leningen onzekerheid kan bestaan of ze allemaal worden terugbetaald, wordt dit kengetal zowel berekend inclusief (gecorrigeerd) als exclusief de doorgeleende gelden.

(2021)

Solvabiliteit gemeenten, gemiddeld per provincie

De gemiddelde solvabiliteit van gemeenten liet tot en met 2019 een dalende lijn zien. Op het dieptepunt eind 2019 was sprake van een gemiddelde solvabiliteit van 34%. In 2020 steeg de solvabiliteit voor het eerst weer naar 34,8%, vooral als gevolg van de verkoop van Eneco-aandelen door 44 gemeenten en andere incidentele voordelen. In 2021 is de solvabiliteit verder gestegen naar 36,4%. Deze stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door het resultaat van alle gemeenten gezamenlijk van € 1,8 miljard. Hierdoor is het eigen vermogen toegenomen en dit heeft een positief effect op de solvabiliteit. Maar niet alle gemeenten doen het in dit opzicht goed. Uit de cijfers blijkt dat een op de zeven gemeenten een solvabiliteit heeft van minder dan 20%. Dit percentage wordt beschouwd als meest risicovol. 

Maar ook in dit opzicht scoren gemeenten beter dan in 2020. Toen had een op de vijf gemeenten een solvabiliteit van minder dan 20%. De vermogensgroei bij gemeenten met minder dan 25.000 inwoners blijft wat achter. Bij deze gemeenten is de stijging van de solvabiliteit 0,9%. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat kleinere gemeenten gemiddeld genomen al een betere solvabiliteit hebben dan grotere.


Gemeenten in Zeeland hebben de laagste solvabiliteit, Flevoland wederom koploper

De solvabiliteit van gemeenten varieert flink. Het slechtst is deze van gemeenten in de provincie Zeeland en Friesland (29,6% en 30,6%), gevolgd door Groningen (30,9%). Gemeenten in de provincies Flevoland en Zuid-Holland scoren het best, waarbij Flevoland met een solvabiliteit van 49,5% de absolute koploper is. 

‘In 2021 is de solvabiliteit verder gestegen naar 36,4%’ 

(2010-2021)

Solvabiliteit Nederlandse gemeenten, gemiddeld en naar groottecategorie

In dit hoofdstuk gaan we in op de kengetallen die gezamenlijk leiden tot de BDO-ranking per gemeente. We beginnen met solvabiliteit. Deze wordt berekend op basis van het eigen vermogen en de totale bezittingen van de gemeente. Hoe hoger de solvabiliteit, des te groter de buffer die gemeenten hebben om tegenvallers op te vangen. Solvabiliteit is een belangrijke graadmeter voor de financiële gezondheid van gemeenten.