Deze website maakt gebruik van cookies

BDO Nederland gebruikt cookies en trackingtechnologieën om het browser-gebruik op onze online publicaties te verbeteren, gepersonaliseerde content te tonen en traffic te analyseren. Door op akkoord te klikken, stemt u in met het gebruik van cookies. Lees meer over ons cookiebeleid en privacybeleid.

Financiële positie blijft kwetsbaar ondanks het covid-19-zorginfuus

Onze conclusies, visie & aanbevelingen
BDO-BENCHmark Ziekenhuizen 2022

Meer weten over onze dienstverlening voor de zorg?

Neem dan contact op met 


Vincent Eversdijk

vincent.eversdijk@bdo.nl

✆ 0652615165


of kijk op

bdo.nl/zorg

Download de pdf-versie van het rapport inclusief interviews met zorgbestuurders

‘Herontwerp van zorgprocessen: stel arbeid en digitalisering
daarbij centraal’

‘Geld is misschien niet altijd het probleem; de grootste uitdaging is de implementatie van ideeën’ 

‘Voer op korte
termijn een maatschappelijk debat over de toekomst
van de zorg’

‘Liquiditeit verslechtert bij middelgrote ziekenhuizen; kleinere en grote ziekenhuizen zien beperkte stijging’ 

‘Het financiële effect van corona blijkt niet eenduidig uit de cijfers’ 

‘De financiële positie van algemene ziekenhuizen is
in 2021 relatief stabiel gebleven’

Onze conclusies en aanbevelingen zijn gebaseerd op de cijfers uit de gepubliceerde jaarrekeningen aangevuld met informatie uit enquêtes gehouden onder de ziekenhuizen.

*Onze conclusies en aanbevelingen zijn gebaseerd op de cijfers uit de gepubliceerde jaarrekeningen aangevuld met informatie uit enquêtes gehouden onder de ziekenhuizen.

6
5
4
3
2
1

Voer op korte termijn een maatschappelijk debat over de toekomst van de zorg

In opdracht van het Zorginstituut is onderzocht hoe Nederlanders denken over de huidige zorg in Nederland en hoe zij aankijken tegen de zorgcrisis. Hieruit blijkt dat ruim driekwart van de Nederlanders zich niet of onvoldoende ervan bewust is dat de dreigende crisis in de zorg hen persoonlijk zal raken. 


Het zorginfarct is zeker met technologie, preventie en migratie deels op te lossen. Het gesprek over welke zorg collectief geleverd moet worden, waar deze geleverd moet worden en welke kwaliteit deze moet hebben moet gevoerd worden. Daarbij kunnen ook medisch-ethische discussies en het besef dat bepaalde vormen van zorg niet in het ziekenhuis thuishoren niet worden ontlopen: de schaarste moet anders verdeeld worden. 


Het voeren van dit maatschappelijk debat is niet alleen inhoudelijk wenselijk, maar zal ook noodzakelijk zijn om de transitie die in het IZA beschreven staat met maatschappelijk draagvlak uit te kunnen voeren.


Samenwerking in de zorg: creëer snel de juiste randvoorwaarden en manage verwachtingen

Het IZA legt de basis voor een beweging naar passende zorg in de komende jaren. Samenwerking en vertrouwen tussen alle partijen is de sleutel naar succes. De manier waarop deze samenwerking wordt georganiseerd (een-op-een tussen zorginstellingen of met een zorgverzekeraar in een duurzame coalitie) zal regionaal gekleurd zijn. Wat vaststaat: samenwerken is niet eenvoudig en ook niet vanzelfsprekend. Denk alleen maar aan het feit dat gegeven de (personele en financiële) schaarste de maatschappelijke doelen in de regio centraal moeten staan en dat deze kunnen prevaleren boven de belangen van de individuele zorgaanbieders. Het gericht investeren in toekomstbestendige zorg zal soms pijnlijke dilemma’s bloot leggen, gezien de beperkte beschikbaarheid van mensen en middelen. Het maken van goede keuzes zal soms pijnlijk zijn, maar is zeker niet onmogelijk.


Inhoudelijk betekent dit ook concentratie van hoogcomplexe zorg, waarbij UMC’s en topklinische ziekenhuizen zich minder zullen moeten gaan richten op medisch specialistische basiszorg (laagcomplex en niet topreferent). Om netwerkzorg vorm te geven, zullen zorgaanbieders (strategische) allianties aan moeten gaan. Tijdens de coronacrisis hebben ziekenhuizen laten zien dat zij, als het erop aankomt, over de verandercapaciteit beschikken om hier invulling aan te geven.


In het IZA wordt expliciet benoemd dat de overheid (regionale) samenwerking zal faciliteren door het inventariseren, toetsen en oplossen van knelpunten bij de organisatie in (domeinoverstijgende) regionale samenwerkingsverbanden. Dit in het bijzonder waar dat raakt aan wet- en regelgeving rondom privacy, bekostiging en mededinging.


Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor succesvolle samenwerking, waarbij we vaststellen dat deze niet eenvoudig realiseerbaar zal zijn. Het vereist veel wijzigingen in (fiscale) wet- en regelgeving en overeenstemming met andere ministeries en regelgevende organen waaronder de ACM. Gegeven de urgentie is duidelijkheid daaromtrent op korte termijn geboden.

In aanvulling op wat het IZA aan rand-voorwaarden benoemt, merken we op dat er behoefte aan leiderschap is binnen bestuur en management dat in staat is te inspireren en mobiliseren. Verder wijzen wij op de belangrijke rol van de medisch specialisten in dit proces. Daarbij is het gelijkgericht samenwerken tussen ziekenhuizen en de medisch specialisten een kritieke succesfactor die politiek op scherp is gezet door de dreigende plicht tot loondienst.


Tot slot zullen de strategische allianties die voortvloeien uit deze samenwerkingen transparant moeten zijn. Dit geldt niet alleen voor de governance, maar ook voor de toegevoegde waarde van de allianties, inclusief de financiële verantwoording ervan. Daarbij kunnen we gebruik maken van de lessons learned uit de transitie van het sociaal domein.


Geld is misschien niet altijd het probleem; de grootste uitdaging is de implementatie van ideeën 

Het realiseren van deze herinrichting van het zorglandschap brengt een forse investering met zich mee. Dit wordt onderkend in het IZA door circa € 0,9 miljard aan transitiemiddelen voor de medisch-specialistische zorg (MSZ) beschikbaar te stellen. Daarbij heeft het ministerie van VWS wel al laten weten dat deze middelen niet bedoeld zijn om de scherpe kantjes af te halen van de besparingsopdracht die in het IZA voor de verschillende sectoren is afgesproken.


Gegeven de aard en omvang van de transitie gecombineerd met een besparingsopdracht is het de vraag of dit voldoende zal zijn. Daarom is het naar ons idee zaak om de gebaande paden van externe financiering deels los te laten en (nog) meer te gaan werken vanuit de samenwerkingsgedachte op basis van ‘shared savings’, waarbij impact op organisaties wordt meegenomen. Regionale samenwerking heeft effect op toegankelijkheid, kwaliteit, betaalbaarheid en zorg voor personeel. Effecten waar zorgverzekeraars en ziekenhuizen coalitieafspraken over moeten maken. Wanneer partijen elkaar vinden in een structurele bijdrage op termijn dan zijn financiële transitie-vraagstukken ook gemakkelijk(er) op te lossen. Bijkomend voordeel is dat de financiële continuïteit van ziekenhuizen gedurende deze complexe transitie beter wordt gegarandeerd. 


Dit soort shared savings-afspraken kunnen in de onderhandelingen over de zorginkoop in 2023 (en verder) concreet worden uitgewerkt, waar mogelijk in meerjarenafspraken, om zodoende rust te geven en gezamenlijk te kunnen focussen op de transitieopgave.


Herontwerp van zorgprocessen: stel arbeid en digitalisering daarbij centraal

De transitie zorgt ervoor dat de zorg zelf en de processen hier omheen opnieuw moeten worden ontworpen. Personeelstekort dwingt zorgaanbieders daarbij tot radicaal andere spelregels. Niet alleen geld, maar juist ook de krapte zal bij het herontwerp het dominante thema zijn. Er moet daarbij eerst gekeken worden naar welke zorg er nodig is en vervolgens wat er, zeker in relatie tot de arbeidscapaciteit, haalbaar is. De handen aan bed zijn eerder op dan het geld. 


In dit licht is digitalisering cruciaal om de draai te maken van ziektezorg naar gezondheidszorg, waarbij preventie, vroegsignalering en kwaliteit van leven vooropstaan, met forse bijdragen vanuit het persoonlijke netwerk van de patiënt. Dit komt doordat de zorg steeds meer gepersonaliseerd zal zijn en wordt verzorgd in (transmurale) zorgnetwerken. 

Digitalisering vergt ook grote investeringen waarbij de vraag naar boven komt of deze al dan niet in de vorm van shared savings alleen kunnen en moeten worden gedragen door de zorgaanbieders en verzekeraars. Daarbij moet zeker samenwerking met (tech)bedrijven worden verkend en moet gerealiseerd worden dat de werkelijkheid het fundamentele debat hieromtrent aan het inhalen is. Dat blijkt onder meer uit het feit dat de afgelopen jaren de grote techbedrijven waaronder Google enorme bedragen hebben geïnvesteerd op het gebied van levenswetenschappen en gezondheidszorg. 


Flexibele kostenstructuur is wenselijk

Het feit dat vanuit het IZA wordt ingezet op regionale verankering, specialisatie en concentratie van hoogcomplexe zorg heeft strategische en operationele consequenties voor ziekenhuizen. Zij moeten bijvoorbeeld gaan bepalen met welke collega-zorgaanbieders ze moeten samenwerken om zodoende toch een integraal zorgaanbod voor de patiënt of cliënt in de regio te kunnen blijven garanderen. Ook bestaat de mogelijkheid dat zorgaanbieders bepaalde behandelingen of diensten die ze tot nu toe wél hebben aangeboden, moeten gaan afstoten dan wel gaan afbouwen.


Dit alles vereist niet alleen een visie op de transitie van de zorg bij zorgaanbieders, maar ook draagvlak, implementatiekracht en flexibiliteit als het gaat om kosten. Om dit transitieproces op een goede manier te laten verlopen, is het wenselijk dat de personele en materiële kostenstructuur van de zorgaanbieders flexibel genoeg zijn om mee te bewegen met deze gezamenlijke ontwikkeling, waarbij goede gezamenlijke afspraken met zorgverzekeraars faciliterend kunnen werken. Dit is in onze optiek nog te weinig het geval. Om dit te bereiken, is transparantie en inzicht in opbouw en flexibiliteit van de kostenstructuur noodzakelijk.


Generieke taakstellingen dragen niet bij aan een flexibele kostenstructuur. Daarvoor is diep inzicht in de (zorg)processen en daaraan gekoppelde kostenstructuur nodig. Dit inzicht helpt organisaties om kosten slim te laten meebewegen op de trends in de zorgvraag en de omzet. Zo kan bij reallocatie van het zorgaanbod met chirurgische precisie worden gesneden in de daarbij behorende kostenstructuur zonder dat daarbij de vitale functies van de organisatie worden geraakt.


Duurzaamheid 

Het IZA stipt klimaatverandering en milieuverontreiniging kort aan, maar voor afspraken over duurzamere zorg moeten we wachten op de in oktober verwachte Green Deal Duurzame Zorg 3.0. De Green Deal 2.0 was bedoeld voor bewustwording en daarom vrijblijvend; de nieuwe Green Deal wordt naar verwachting concreter en verplichtend. 

Extra geld is geen oplossing meer om de zorgsector draaiend te houden

De afgelopen jaren hebben de ziekenhuizen de stijgende zorgvraag redelijk goed kunnen opvangen, bekostigd door een stijgend Budgettair Kader Zorg (BKZ). In 2022 is de wereld echter snel aan het veranderen, waarbij niet alleen personeelsschaarste, inflatie en tekort aan materialen impact hebben, maar ook de maatschappelijke druk om het collectieve geld anders te besteden (klimaat, defensie, onderwijs) groot is.

Dit alles zorgt ervoor dat in 2022 de resultaten van ziekenhuizen onder grote druk komen te staan, dat versterkt zal worden door een beperkte groei van beschikbaar financieel kader in de komende jaren. Maar ook het investeringsniveau, benodigd om te komen tot een duurzaam verantwoorde herinrichting van het (regionale) zorglandschap, zien we verder verdampen. De eerste ziekenhuizen hebben inmiddels een winstwaarschuwing afgegeven. Zij zullen, vrezen wij, geen uitzondering blijven. Ziekenhuizen staan daarnaast al jaren voor grote investeringen in vastgoed en ICT, maar kunnen hierop nog altijd niet goed doorpakken.


Kortom, nog meer dan voorheen, is extra geld alleen geen oplossing meer, maar zal de schaarse capaciteit beter moeten worden benut en anders moeten worden georganiseerd of worden verdeeld.


IZA zet de lopende transitie in een hoge versnelling; noodzaak tot goede sturing

De afgelopen maanden is er druk gewerkt aan het Integraal Zorgakkoord (IZA), dat inmiddels is gepubliceerd. Dit akkoord bevat herkenbare punten: passende zorg, samen met de patiënt, op de juiste plek en met de nadruk op gezondheid. 


Los van de herkenbare inhoudelijke doelstellingen en het nut en de noodzaak om deze te realiseren, moeten we ons bewust zijn van de impact ervan. De aard en omvang van deze transitie zijn groter dan de uitgevoerde transitie in het sociaal domein (AWBZ naar Wlz en verschuiving van zorg naar Wmo, Participatiewet en Jeugdwet). Het zal dan ook de kunst zijn om:

  • met draagvlak deze transitie te realiseren;
  • gedurende deze transitie de zorg
    (financieel) in control te houden;
  • faillissementen waar mogelijk te voorkomen.

Dit zal een forse uitdaging zijn omdat de financiële gezondheid van de ziekenhuizen broos is; het rendement is relatief laag, de mogelijkheid om te investeren beperkt. Het vergt leiderschap, implementatiekracht en gelijkgerichtheid binnen en buiten het ziekenhuis om deze transitie te realiseren. Daarbij blijft ‘tijdens de verbouwing de winkel open’ en behoort een nieuwe coronagolf met impact op de zorg nog steeds tot de mogelijkheden.

De financiële positie van ziekenhuizen is kwetsbaarder geworden 

Er zijn toegenomen zorgen over de financiële positie van ziekenhuizen. Voor 2022 zijn de financiële onzekerheden toegenomen, terwijl de (maatschappelijke) uitdagingen groter zijn geworden. Het risico van tekorten wordt hierdoor ook groter.


2022 en 2023 zullen vanuit financieel perspectief spannende jaren worden

Afbouw van de COVID-19-steunmaatregelen betekent dat ziekenhuizen financieel weer meer op eigen benen moeten staan. Dan zal ook duidelijker worden wat de structurele rendementen van ziekenhuizen zijn. 


Er is sprake van een opeenstapeling aan uitdagingen, zoals hogere inflatie en prijsstijgingen en een hoog ziekteverzuim binnen de zorg gecombineerd met personeelsschaarste en het feit dat een groot aantal zorgprofessionals de komende jaren met pensioen gaat. Ook is onduidelijk wat de effecten van corona nog zullen zijn voor met name het najaar van 2022 en de compensatie die daarvoor wordt ontvangen. Ten slotte lijkt er sprake van blijvende druk op de zorg, deels nog veroorzaakt door inhaalzorg waardoor wachtlijsten toenemen. En dat terwijl sommige ziekenhuizen door personeelsschaarste zelfs genoodzaakt zijn om tijdelijk operatiekamers te sluiten. Duidelijk is dat er financieel spannende jaren aan zitten te komen.


Door de toegenomen onzekerheid verwacht het merendeel van de ziekenhuizen dat de winstmarges voor een belangrijk deel zullen verdampen; een aantal van hen is somberder en verwacht dat zij mogelijk in de rode cijfers zullen komen. Ziekenhuizen zien grote prijsstijgingen waar nu nog geen compensatie voor ontvangen wordt.

Onderlinge verschillen zijn groot; bijna een vijfde van de ziekenhuizen scoort nog altijd een onvoldoende

Nog altijd 17% van de algemene ziekenhuizen scoort een onvoldoende. Middels een trend-analyse maken wij dit jaar inzichtelijk hoe beweeglijk de posities van de ziekenhuizen in onze benchmark zijn. Deze trendanalyse laat forse verschillen tussen de ziekenhuizen zien.

Voor de zes ziekenhuizen die voor hun financiële prestaties in deze benchmark in de afgelopen vier jaren gemiddeld een onvoldoende halen – HagaZiekenhuis, LangeLand Ziekenhuis, Ikazia Ziekenhuis, Zaans Medisch Centrum, Saxenburgh Groep en Bernhoven – blijft het spannend. Zij behalen ook over 2021 een onvoldoende.


Bij de jaarrekeningen van Ikazia Ziekenhuis, Bernhoven en Ziekenhuis Amstelland heeft de accountant een onzekerheid van materieel belang omtrent de continuïteit gerapporteerd. Vorig jaar was dit nog bij vier ziekenhuizen het geval. 

Bij het Ommelander Ziekenhuis Groningen en het Zaans Medisch Centrum is deze onzekerheidscomponent niet meer opgenomen. Bij Bernhoven is deze in 2021 voor het eerst opgenomen.


Kleinere ziekenhuizen blijven achter

Net als vorig jaar zien we dat het rendement van kleinere ziekenhuizen achterloopt op de middelgrote en grote ziekenhuizen. 

  • De kleinere ziekenhuizen zijn verder gedaald in de ranglijst ten opzichte van middelgrote en grote ziekenhuizen. Het rendement van kleinere ziekenhuizen bedroeg over 2021 in totaal 0,7%. Over 2020 was dit nog 1,2%.   
  • De middelgrote ziekenhuizen laten een stijging in rendement zien van 0,7% naar 1,1%.
  • Grote ziekenhuizen hebben het hoogste rendement met 2,0% over 2021, tegenover 1,7% in 2020.

Wisselvalligheid financiële performance groot, met name bij kleinere ziekenhuizen

De trendrating bevat naast een rating van de gemiddelde financiële performance ook een weergave van de wisselvalligheid van deze performance. Wanneer we naar deze rating kijken, zien we dat slechts 16 van de 63 ziekenhuizen zeer constant scoort: zij behalen een ‘+’. Dat betekent dat de jaarlijkse afwijking tussen het rapportcijfer en het eigen gemiddelde over de afgelopen vier jaar gemiddeld kleiner is dan 0,5 punt. 21 van de 63 ziekenhuizen (33%) scoort zeer wisselvallig en krijgt een ‘-’: hun rapportcijfer fluctueert over de afgelopen jaren sterk (jaarlijks meer dan één punt afwijking van het eigen gemiddeld rapportcijfer). 


Wanneer we verder kijken naar de verdeling tussen de verschillende categorieën ziekenhuizen, zien we dat de resultaten van kleinere ziekenhuizen zeer instabiel zijn. 7 van de 11 kleinere ziekenhuizen scoren een ‘-’, terwijl slechts één kleiner ziekenhuis constant scoort en een ‘+’ behaalt. Grote ziekenhuizen en middelgrote ziekenhuizen scoren over het algemeen een stuk constanter, al valt ook bij de grote ziekenhuizen op dat een belangrijk deel (34%) wisselvallig scoort.


Solvabiliteit voor alle ziekenhuizen gezamenlijk op orde 

Een goede solvabiliteit is belangrijk om financiële tegenslagen op te kunnen vangen. De solvabiliteit van ziekenhuizen schommelt gemiddeld rond de 32,0% (2020: 30,4%). Sectoraal gezien is dat op orde.

 

Door de hogere resultaten van de grote ziekenhuizen, is ook een groei van de solvabiliteit zichtbaar. In twee jaar tijd is de solvabiliteit van grote ziekenhuizen toegenomen van 28,4% eind 2019 naar 32,4% eind 2021. Bij kleinere ziekenhuizen neemt de solvabiliteit in 2021 licht af (met 0,4%) en bij middelgrote is sprake van een toename van 0,9%.


DSCR stabiel

De gemiddelde DSCR over 2021 kwam uit op 2,52 en was daarmee gelijk aan die van 2020. Waar de kleinere en middelgrote ziekenhuizen een stijging lieten zien, nam de gemiddelde DSCR van de grote ziekenhuizen juist af: die daalde van 2,61 naar 2,47. Tussen de verschillende categorieën ziekenhuizen zijn de verschillen in 2021 zeer beperkt. Overigens wordt de stijging bij de kleinere ziekenhuizen voornamelijk veroorzaakt door het Spijkenisse Medisch Centrum. Door de relatief lage financieringsverplichtingen en een relatief hoge EBITDA behalen zij een hoge score voor deze ratio. Van de overige tien kleinere ziekenhuizen zien acht ziekenhuizen hun DSCR dalen.


Liquiditeit verslechtert bij middelgrote ziekenhuizen; kleinere en grote ziekenhuizen zien beperkte stijging

De gemiddelde current ratio is in 2021 licht gestegen van 1,21 ultimo 2020 naar 1,25 ultimo 2021. Deze stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de grote ziekenhuizen. De current ratio bij grote ziekenhuizen steeg van 1,19 naar 1,25. De ratio lag op 0,37 voor het financieel minst presterende ziekenhuis en 2,55 voor het financieel best presterende ziekenhuis. Twaalf ziekenhuizen haalden de door financiers veelgenoemde norm van 1,0 niet. In 2020 waren dit er dertien.


Geen faillissementen

De financiële positie van algemene ziekenhuizen is in 2021, mede dankzij de opnieuw beschikbare continuïteitsbijdragen voor COVID-19, relatief stabiel gebleven.
Het gemiddelde rapportcijfer stijgt licht: van 6,9 naar 7,2. 


In onze financiële stresstest scoort circa 17% van de ziekenhuizen een onvoldoende (2020: 19%). Bekijken we de ranking nader, dan valt op dat de ziekenhuizen die een voldoende scoren over betere cijfers beschikken dan in voorgaand jaar en een gemiddeld rapportcijfer noteren van 7,9. In 2020 was dit een 7,4. De ziekenhuizen met een onvoldoende doen het slechter dan in 2020: zij noteren een 4,0 (2020: 4,6). 


Het financiële effect van corona blijkt niet eenduidig uit de cijfers 

Uit de jaarrekeningen is niet eenduidig te herleiden in hoeverre de resultaten beïnvloed zijn door compensatie van omzetverlies en extra kosten als gevolg van corona. Dit omdat niet goed vast te stellen is wat wel en wat niet veroorzaakt wordt door COVID-19 en hierover dus ook geen verantwoording in de jaarrekening is afgelegd. Denk hierbij aan lagere productie, hoger ziekteverzuim, hogere inhuurkosten en hogere materiaalkosten. 

Dat de hoogte van de coronacompensatie een complex en nog steeds actueel thema is, blijkt uit het feit dat nog enkele ziekenhuizen in overleg zijn met zorgverzekeraars over toepassing van de hardheidsclausule.

Resultaten toegenomen, maar operationele performance verslechterd

Het gezamenlijke resultaat van de algemene ziekenhuizen bedraagt + € 359 miljoen, tegenover + € 285 miljoen over 2020. Het rendement van de ziekenhuizen over 2021 bedroeg 1,7%; over 2020 was dit nog 1,4%. Dit lijkt een verbetering, maar blijkt vooral veroorzaakt door een aantal grote ziekenhuizen die in 2020 te maken hadden met incidentele lasten. Laten we deze buiten beschouwing, dan zien we een (aanzienlijke) verslechtering van de (werkelijke) resultaten. De opbrengsten stegen met 2,92%. De bedrijfslasten stegen met 3,09%. Daarmee daalde de operationele performance. Voor 2022 en 2023 wordt een verdere stijging van de bedrijfslasten verwacht, waarbij onduidelijk is of dit gecompenseerd kan worden door hogere opbrengsten. 

Met de hogere uitgaven, staat ook het noodzakelijke investeringspotentieel onverminderd onder druk. De na-ijleffecten van corona zijn nog steeds merkbaar. Ziekteverzuim en hoge kosten van inhuur van personeel spelen ziekenhuizen parten. De personele capaciteit en niet de financiën wordt bepalend in het al dan niet kunnen leveren van zorg.


Rapportcijfers van de meeste ziekenhuizen zijn op orde

De algemene ziekenhuizen in Nederland scoren voor hun financiële gezondheid over 2021 gemiddeld een 7,2 tegenover een 6,9 over 2020. De rapportcijfers van de kleinere ziekenhuizen zijn verslechterd van een 6,2 naar een 6,0. De grote en middelgrote ziekenhuizen laten een verbetering zien. De rapportcijfers van middelgrote ziekenhuizen gaan van een 6,1 naar een 6,6. De grote ziekenhuizen gaan van gemiddeld een 7,6 naar een 8,0 over 2021.


Van de elf ziekenhuizen met een onvoldoende (2020: twaalf) scoorden er acht vorig jaar ook een onvoldoende. Vier instellingen die in 2020 nog voldoende scoorden, schieten in 2021 in het rood door een verslechtering van hun financiële performance.


Investeringsniveau blijft achter

Het totaal investeringsniveau van de ziekenhuizen in 2021 bedraagt € 1,2 miljard.
Dit is beperkt hoger dan over 2020. 


Als we de investeringen afzetten tegen de totale opbrengsten van ziekenhuizen, dan blijkt dat de afgelopen jaren minder werd geïnvesteerd. Vanaf 2011 nemen de investeringen in relatie tot de opbrengsten van de ziekenhuizen af. Waar in 2011 nog 15% van de totale opbrengsten werd gerealiseerd, schommelde dit de afgelopen jaren rond de 5%. Er lijkt daarmee sprake van een structurele investeringsachterstand.
 

Dit terwijl de ontwikkelingen in de zorg juist grote investeringen vereisen. De jarenlange trend van de dalende investeringen duidt erop dat de huidige manier waarop medisch specialistische zorg is georganiseerd voor de toekomst niet houdbaar is en er structurele wijzigingen nodig zijn.


Personeel wordt steeds meer ‘kapitaalhouder’ van het ziekenhuis

De voorzieningen zijn in 2021 met € 4 miljoen toegenomen tot € 666 miljoen. De sterkst toenemende voorzieningen zijn gerelateerd aan personele verplichtingen. De jubileumvoorziening laat een trendmatige stijging zien en de voorziening PLB nam toe met 7%. De voorziening voor langdurig zieken laat een forse stijging van 21% zien. Ook de personele kortlopende verplichtingen namen sterk in omvang toe.

Naast gestegen voorzieningen zijn er ook voorzieningen die dalen. Zo neemt de voorziening voor groot onderhoud bij ziekenhuizen met meer dan 50% af. Dit wordt veroorzaakt doordat een aantal ziekenhuizen boekhoudkundig een andere systematiek heeft gekozen voor de verwerking van groot onderhoud. Deze daling kan daarom als incidenteel worden beschouwd en daardoor zal ook het saldo van de voorziening groot onderhoud op een structureel lager niveau komen.


Personeelsschaarste drijft kosten op

In 2021 stijgen de personeelskosten beperkter dan in 2020, mede als gevolg van de effecten van de zorgbonus, die in 2021 lager was dan in 2020. In totaal nemen de personeelskosten met 2,4% toe (2020: 7,7%). 

Wanneer we de personeelskosten nader analyseren, dan zien we dat de stijging gedeeltelijk verband houdt met de fte-stijging (1,4%) of de gemiddelde salarislast per fte. De stijging van de personeelskosten wordt daarnaast veroorzaakt door de stijging van de kosten voor ingehuurd personeel. De PNIL-kosten stijgen in 2021 met 7,7% verder door naar € 544 miljoen (2020: € 505 miljoen). Opvallend is dat het stijgingseffect van de PNIL-kosten bij de kleinere ziekenhuizen (15,1%) fors groter is dan bij middelgrote (9,1%) en grote ziekenhuizen (6,2%), wat erop

duidt dat kleinere ziekenhuizen relatief meer medewerkers hebben moeten inhuren om de zorg te kunnen leveren.

ONZE AANBEVELINGEN*

ONZE VISIE OP DE SECTOR

Samenvattend

De financiële resultaten 2021

ONZE conclusies*

Onze conclusies, visie & aanbevelingen
BDO-BENCHmark Ziekenhuizen 2022

Financiële positie blijft kwetsbaar ondanks het covid-19-zorginfuus

‘Voer op korte
termijn een maatschappelijk debat over de toekomst
van de zorg’

‘Het financiële effect van corona blijkt niet eenduidig uit de cijfers’ 

‘Liquiditeit verslechtert bij middelgrote ziekenhuizen; kleinere en grote ziekenhuizen zien beperkte stijging’ 

Onderlinge verschillen zijn groot; bijna een vijfde van de ziekenhuizen scoort nog altijd een onvoldoende

Nog altijd 17% van de algemene ziekenhuizen scoort een onvoldoende. Middels een trend-analyse maken wij dit jaar inzichtelijk hoe beweeglijk de posities van de ziekenhuizen in onze benchmark zijn. Deze trendanalyse laat forse verschillen tussen de ziekenhuizen zien.

Voor de zes ziekenhuizen die voor hun financiële prestaties in deze benchmark in de afgelopen vier jaren gemiddeld een onvoldoende halen – HagaZiekenhuis, LangeLand Ziekenhuis, Ikazia Ziekenhuis, Zaans Medisch Centrum, Saxenburgh Groep en Bernhoven – blijft het spannend. Zij behalen ook over 2021 een onvoldoende.


Bij de jaarrekeningen van Ikazia Ziekenhuis, Bernhoven en Ziekenhuis Amstelland heeft de accountant een onzekerheid van materieel belang omtrent de continuïteit gerapporteerd. Vorig jaar was dit nog bij vier ziekenhuizen het geval. 

Bij het Ommelander Ziekenhuis Groningen en het Zaans Medisch Centrum is deze onzekerheidscomponent niet meer opgenomen. Bij Bernhoven is deze in 2021 voor het eerst opgenomen.


Kleinere ziekenhuizen blijven achter

Net als vorig jaar zien we dat het rendement van kleinere ziekenhuizen achterloopt op de middelgrote en grote ziekenhuizen. 

  • De kleinere ziekenhuizen zijn verder gedaald in de ranglijst ten opzichte van middelgrote en grote ziekenhuizen. Het rendement van kleinere ziekenhuizen bedroeg over 2021 in totaal 0,7%. Over 2020 was dit nog 1,2%.   
  • De middelgrote ziekenhuizen laten een stijging in rendement zien van 0,7% naar 1,1%.
  • Grote ziekenhuizen hebben het hoogste rendement met 2,0% over 2021, tegenover 1,7% in 2020.

Wisselvalligheid financiële performance groot, met name bij kleinere ziekenhuizen

De trendrating bevat naast een rating van de gemiddelde financiële performance ook een weergave van de wisselvalligheid van deze performance. Wanneer we naar deze rating kijken, zien we dat slechts 16 van de 63 ziekenhuizen zeer constant scoort: zij behalen een ‘+’. Dat betekent dat de jaarlijkse afwijking tussen het rapportcijfer en het eigen gemiddelde over de afgelopen vier jaar gemiddeld kleiner is dan 0,5 punt. 21 van de 63 ziekenhuizen (33%) scoort zeer wisselvallig en krijgt een ‘-’: hun rapportcijfer fluctueert over de afgelopen jaren sterk (jaarlijks meer dan één punt afwijking van het eigen gemiddeld rapportcijfer). 


Wanneer we verder kijken naar de verdeling tussen de verschillende categorieën ziekenhuizen, zien we dat de resultaten van kleinere ziekenhuizen zeer instabiel zijn. 7 van de 11 kleinere ziekenhuizen scoren een ‘-’, terwijl slechts één kleiner ziekenhuis constant scoort en een ‘+’ behaalt. Grote ziekenhuizen en middelgrote ziekenhuizen scoren over het algemeen een stuk constanter, al valt ook bij de grote ziekenhuizen op dat een belangrijk deel (34%) wisselvallig scoort.


Solvabiliteit voor alle ziekenhuizen gezamenlijk op orde 

Een goede solvabiliteit is belangrijk om financiële tegenslagen op te kunnen vangen. De solvabiliteit van ziekenhuizen schommelt gemiddeld rond de 32,0% (2020: 30,4%). Sectoraal gezien is dat op orde.

 

Door de hogere resultaten van de grote ziekenhuizen, is ook een groei van de solvabiliteit zichtbaar. In twee jaar tijd is de solvabiliteit van grote ziekenhuizen toegenomen van 28,4% eind 2019 naar 32,4% eind 2021. Bij kleinere ziekenhuizen neemt de solvabiliteit in 2021 licht af (met 0,4%) en bij middelgrote is sprake van een toename van 0,9%.


DSCR stabiel

De gemiddelde DSCR over 2021 kwam uit op 2,52 en was daarmee gelijk aan die van 2020. Waar de kleinere en middelgrote ziekenhuizen een stijging lieten zien, nam de gemiddelde DSCR van de grote ziekenhuizen juist af: die daalde van 2,61 naar 2,47. Tussen de verschillende categorieën ziekenhuizen zijn de verschillen in 2021 zeer beperkt. Overigens wordt de stijging bij de kleinere ziekenhuizen voornamelijk veroorzaakt door het Spijkenisse Medisch Centrum. Door de relatief lage financieringsverplichtingen en een relatief hoge EBITDA behalen zij een hoge score voor deze ratio. Van de overige tien kleinere ziekenhuizen zien acht ziekenhuizen hun DSCR dalen.


Liquiditeit verslechtert bij middelgrote ziekenhuizen; kleinere en grote ziekenhuizen zien beperkte stijging

De gemiddelde current ratio is in 2021 licht gestegen van 1,21 ultimo 2020 naar 1,25 ultimo 2021. Deze stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de grote ziekenhuizen. De current ratio bij grote ziekenhuizen steeg van 1,19 naar 1,25. De ratio lag op 0,37 voor het financieel minst presterende ziekenhuis en 2,55 voor het financieel best presterende ziekenhuis. Twaalf ziekenhuizen haalden de door financiers veelgenoemde norm van 1,0 niet. In 2020 waren dit er dertien.


Geen faillissementen

De financiële positie van algemene ziekenhuizen is in 2021, mede dankzij de opnieuw beschikbare continuïteitsbijdragen voor COVID-19, relatief stabiel gebleven.
Het gemiddelde rapportcijfer stijgt licht: van 6,9 naar 7,2. 


In onze financiële stresstest scoort circa 17% van de ziekenhuizen een onvoldoende (2020: 19%). Bekijken we de ranking nader, dan valt op dat de ziekenhuizen die een voldoende scoren over betere cijfers beschikken dan in voorgaand jaar en een gemiddeld rapportcijfer noteren van 7,9. In 2020 was dit een 7,4. De ziekenhuizen met een onvoldoende doen het slechter dan in 2020: zij noteren een 4,0 (2020: 4,6). 


Het financiële effect van corona blijkt niet eenduidig uit de cijfers 

Uit de jaarrekeningen is niet eenduidig te herleiden in hoeverre de resultaten beïnvloed zijn door compensatie van omzetverlies en extra kosten als gevolg van corona. Dit omdat niet goed vast te stellen is wat wel en wat niet veroorzaakt wordt door COVID-19 en hierover dus ook geen verantwoording in de jaarrekening is afgelegd. Denk hierbij aan lagere productie, hoger ziekteverzuim, hogere inhuurkosten en hogere materiaalkosten. 

Dat de hoogte van de coronacompensatie een complex en nog steeds actueel thema is, blijkt uit het feit dat nog enkele ziekenhuizen in overleg zijn met zorgverzekeraars over toepassing van de hardheidsclausule.

6
5
4
3
2
1

Voer op korte termijn een maatschappelijk debat over de toekomst van de zorg

In opdracht van het Zorginstituut is onderzocht hoe Nederlanders denken over de huidige zorg in Nederland en hoe zij aankijken tegen de zorgcrisis. Hieruit blijkt dat ruim driekwart van de Nederlanders zich niet of onvoldoende ervan bewust is dat de dreigende crisis in de zorg hen persoonlijk zal raken. 


Het zorginfarct is zeker met technologie, preventie en migratie deels op te lossen. Het gesprek over welke zorg collectief geleverd moet worden, waar deze geleverd moet worden en welke kwaliteit deze moet hebben moet gevoerd worden. Daarbij kunnen ook medisch-ethische discussies en het besef dat bepaalde vormen van zorg niet in het ziekenhuis thuishoren niet worden ontlopen: de schaarste moet anders verdeeld worden. 


Het voeren van dit maatschappelijk debat is niet alleen inhoudelijk wenselijk, maar zal ook noodzakelijk zijn om de transitie die in het IZA beschreven staat met maatschappelijk draagvlak uit te kunnen voeren.


Samenwerking in de zorg: creëer snel de juiste randvoorwaarden en manage verwachtingen

Het IZA legt de basis voor een beweging naar passende zorg in de komende jaren. Samenwerking en vertrouwen tussen alle partijen is de sleutel naar succes. De manier waarop deze samenwerking wordt georganiseerd (een-op-een tussen zorginstellingen of met een zorgverzekeraar in een duurzame coalitie) zal regionaal gekleurd zijn. Wat vaststaat: samenwerken is niet eenvoudig en ook niet vanzelfsprekend. Denk alleen maar aan het feit dat gegeven de (personele en financiële) schaarste de maatschappelijke doelen in de regio centraal moeten staan en dat deze kunnen prevaleren boven de belangen van de individuele zorgaanbieders. Het gericht investeren in toekomstbestendige zorg zal soms pijnlijke dilemma’s bloot leggen, gezien de beperkte beschikbaarheid van mensen en middelen. Het maken van goede keuzes zal soms pijnlijk zijn, maar is zeker niet onmogelijk.


Inhoudelijk betekent dit ook concentratie van hoogcomplexe zorg, waarbij UMC’s en topklinische ziekenhuizen zich minder zullen moeten gaan richten op medisch specialistische basiszorg (laagcomplex en niet topreferent). Om netwerkzorg vorm te geven, zullen zorgaanbieders (strategische) allianties aan moeten gaan. Tijdens de coronacrisis hebben ziekenhuizen laten zien dat zij, als het erop aankomt, over de verandercapaciteit beschikken om hier invulling aan te geven.


In het IZA wordt expliciet benoemd dat de overheid (regionale) samenwerking zal faciliteren door het inventariseren, toetsen en oplossen van knelpunten bij de organisatie in (domeinoverstijgende) regionale samenwerkingsverbanden. Dit in het bijzonder waar dat raakt aan wet- en regelgeving rondom privacy, bekostiging en mededinging.


Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor succesvolle samenwerking, waarbij we vaststellen dat deze niet eenvoudig realiseerbaar zal zijn. Het vereist veel wijzigingen in (fiscale) wet- en regelgeving en overeenstemming met andere ministeries en regelgevende organen waaronder de ACM. Gegeven de urgentie is duidelijkheid daaromtrent op korte termijn geboden.

In aanvulling op wat het IZA aan rand-voorwaarden benoemt, merken we op dat er behoefte aan leiderschap is binnen bestuur en management dat in staat is te inspireren en mobiliseren. Verder wijzen wij op de belangrijke rol van de medisch specialisten in dit proces. Daarbij is het gelijkgericht samenwerken tussen ziekenhuizen en de medisch specialisten een kritieke succesfactor die politiek op scherp is gezet door de dreigende plicht tot loondienst.


Tot slot zullen de strategische allianties die voortvloeien uit deze samenwerkingen transparant moeten zijn. Dit geldt niet alleen voor de governance, maar ook voor de toegevoegde waarde van de allianties, inclusief de financiële verantwoording ervan. Daarbij kunnen we gebruik maken van de lessons learned uit de transitie van het sociaal domein.


Geld is misschien niet altijd het probleem; de grootste uitdaging is de implementatie van ideeën 

Het realiseren van deze herinrichting van het zorglandschap brengt een forse investering met zich mee. Dit wordt onderkend in het IZA door circa € 0,9 miljard aan transitiemiddelen voor de medisch-specialistische zorg (MSZ) beschikbaar te stellen. Daarbij heeft het ministerie van VWS wel al laten weten dat deze middelen niet bedoeld zijn om de scherpe kantjes af te halen van de besparingsopdracht die in het IZA voor de verschillende sectoren is afgesproken.


Gegeven de aard en omvang van de transitie gecombineerd met een besparingsopdracht is het de vraag of dit voldoende zal zijn. Daarom is het naar ons idee zaak om de gebaande paden van externe financiering deels los te laten en (nog) meer te gaan werken vanuit de samenwerkingsgedachte op basis van ‘shared savings’, waarbij impact op organisaties wordt meegenomen. Regionale samenwerking heeft effect op toegankelijkheid, kwaliteit, betaalbaarheid en zorg voor personeel. Effecten waar zorgverzekeraars en ziekenhuizen coalitieafspraken over moeten maken. Wanneer partijen elkaar vinden in een structurele bijdrage op termijn dan zijn financiële transitie-vraagstukken ook gemakkelijk(er) op te lossen. Bijkomend voordeel is dat de financiële continuïteit van ziekenhuizen gedurende deze complexe transitie beter wordt gegarandeerd. 


Dit soort shared savings-afspraken kunnen in de onderhandelingen over de zorginkoop in 2023 (en verder) concreet worden uitgewerkt, waar mogelijk in meerjarenafspraken, om zodoende rust te geven en gezamenlijk te kunnen focussen op de transitieopgave.


Herontwerp van zorgprocessen: stel arbeid en digitalisering daarbij centraal

De transitie zorgt ervoor dat de zorg zelf en de processen hier omheen opnieuw moeten worden ontworpen. Personeelstekort dwingt zorgaanbieders daarbij tot radicaal andere spelregels. Niet alleen geld, maar juist ook de krapte zal bij het herontwerp het dominante thema zijn. Er moet daarbij eerst gekeken worden naar welke zorg er nodig is en vervolgens wat er, zeker in relatie tot de arbeidscapaciteit, haalbaar is. De handen aan bed zijn eerder op dan het geld. 


In dit licht is digitalisering cruciaal om de draai te maken van ziektezorg naar gezondheidszorg, waarbij preventie, vroegsignalering en kwaliteit van leven vooropstaan, met forse bijdragen vanuit het persoonlijke netwerk van de patiënt. Dit komt doordat de zorg steeds meer gepersonaliseerd zal zijn en wordt verzorgd in (transmurale) zorgnetwerken. 

Digitalisering vergt ook grote investeringen waarbij de vraag naar boven komt of deze al dan niet in de vorm van shared savings alleen kunnen en moeten worden gedragen door de zorgaanbieders en verzekeraars. Daarbij moet zeker samenwerking met (tech)bedrijven worden verkend en moet gerealiseerd worden dat de werkelijkheid het fundamentele debat hieromtrent aan het inhalen is. Dat blijkt onder meer uit het feit dat de afgelopen jaren de grote techbedrijven waaronder Google enorme bedragen hebben geïnvesteerd op het gebied van levenswetenschappen en gezondheidszorg. 


Flexibele kostenstructuur is wenselijk

Het feit dat vanuit het IZA wordt ingezet op regionale verankering, specialisatie en concentratie van hoogcomplexe zorg heeft strategische en operationele consequenties voor ziekenhuizen. Zij moeten bijvoorbeeld gaan bepalen met welke collega-zorgaanbieders ze moeten samenwerken om zodoende toch een integraal zorgaanbod voor de patiënt of cliënt in de regio te kunnen blijven garanderen. Ook bestaat de mogelijkheid dat zorgaanbieders bepaalde behandelingen of diensten die ze tot nu toe wél hebben aangeboden, moeten gaan afstoten dan wel gaan afbouwen.


Dit alles vereist niet alleen een visie op de transitie van de zorg bij zorgaanbieders, maar ook draagvlak, implementatiekracht en flexibiliteit als het gaat om kosten. Om dit transitieproces op een goede manier te laten verlopen, is het wenselijk dat de personele en materiële kostenstructuur van de zorgaanbieders flexibel genoeg zijn om mee te bewegen met deze gezamenlijke ontwikkeling, waarbij goede gezamenlijke afspraken met zorgverzekeraars faciliterend kunnen werken. Dit is in onze optiek nog te weinig het geval. Om dit te bereiken, is transparantie en inzicht in opbouw en flexibiliteit van de kostenstructuur noodzakelijk.


Generieke taakstellingen dragen niet bij aan een flexibele kostenstructuur. Daarvoor is diep inzicht in de (zorg)processen en daaraan gekoppelde kostenstructuur nodig. Dit inzicht helpt organisaties om kosten slim te laten meebewegen op de trends in de zorgvraag en de omzet. Zo kan bij reallocatie van het zorgaanbod met chirurgische precisie worden gesneden in de daarbij behorende kostenstructuur zonder dat daarbij de vitale functies van de organisatie worden geraakt.


Duurzaamheid 

Het IZA stipt klimaatverandering en milieuverontreiniging kort aan, maar voor afspraken over duurzamere zorg moeten we wachten op de in oktober verwachte Green Deal Duurzame Zorg 3.0. De Green Deal 2.0 was bedoeld voor bewustwording en daarom vrijblijvend; de nieuwe Green Deal wordt naar verwachting concreter en verplichtend. 

ONZE AANBEVELINGEN*

Extra geld is geen oplossing meer om de zorgsector draaiend te houden

De afgelopen jaren hebben de ziekenhuizen de stijgende zorgvraag redelijk goed kunnen opvangen, bekostigd door een stijgend Budgettair Kader Zorg (BKZ). In 2022 is de wereld echter snel aan het veranderen, waarbij niet alleen personeelsschaarste, inflatie en tekort aan materialen impact hebben, maar ook de maatschappelijke druk om het collectieve geld anders te besteden (klimaat, defensie, onderwijs) groot is.

Dit alles zorgt ervoor dat in 2022 de resultaten van ziekenhuizen onder grote druk komen te staan, dat versterkt zal worden door een beperkte groei van beschikbaar financieel kader in de komende jaren. Maar ook het investeringsniveau, benodigd om te komen tot een duurzaam verantwoorde herinrichting van het (regionale) zorglandschap, zien we verder verdampen. De eerste ziekenhuizen hebben inmiddels een winstwaarschuwing afgegeven. Zij zullen, vrezen wij, geen uitzondering blijven. Ziekenhuizen staan daarnaast al jaren voor grote investeringen in vastgoed en ICT, maar kunnen hierop nog altijd niet goed doorpakken.


Kortom, nog meer dan voorheen, is extra geld alleen geen oplossing meer, maar zal de schaarse capaciteit beter moeten worden benut en anders moeten worden georganiseerd of worden verdeeld.


IZA zet de lopende transitie in een hoge versnelling; noodzaak tot goede sturing

De afgelopen maanden is er druk gewerkt aan het Integraal Zorgakkoord (IZA), dat inmiddels is gepubliceerd. Dit akkoord bevat herkenbare punten: passende zorg, samen met de patiënt, op de juiste plek en met de nadruk op gezondheid. 


Los van de herkenbare inhoudelijke doelstellingen en het nut en de noodzaak om deze te realiseren, moeten we ons bewust zijn van de impact ervan. De aard en omvang van deze transitie zijn groter dan de uitgevoerde transitie in het sociaal domein (AWBZ naar Wlz en verschuiving van zorg naar Wmo, Participatiewet en Jeugdwet). Het zal dan ook de kunst zijn om:

  • met draagvlak deze transitie te realiseren;
  • gedurende deze transitie de zorg
    (financieel) in control te houden;
  • faillissementen waar mogelijk te voorkomen.

Dit zal een forse uitdaging zijn omdat de financiële gezondheid van de ziekenhuizen broos is; het rendement is relatief laag, de mogelijkheid om te investeren beperkt. Het vergt leiderschap, implementatiekracht en gelijkgerichtheid binnen en buiten het ziekenhuis om deze transitie te realiseren. Daarbij blijft ‘tijdens de verbouwing de winkel open’ en behoort een nieuwe coronagolf met impact op de zorg nog steeds tot de mogelijkheden.

ONZE VISIE OP DE SECTOR

Samenvattend

De financiële positie van ziekenhuizen is kwetsbaarder geworden 

Er zijn toegenomen zorgen over de financiële positie van ziekenhuizen. Voor 2022 zijn de financiële onzekerheden toegenomen, terwijl de (maatschappelijke) uitdagingen groter zijn geworden. Het risico van tekorten wordt hierdoor ook groter.


2022 en 2023 zullen vanuit financieel perspectief spannende jaren worden

Afbouw van de COVID-19-steunmaatregelen betekent dat ziekenhuizen financieel weer meer op eigen benen moeten staan. Dan zal ook duidelijker worden wat de structurele rendementen van ziekenhuizen zijn. 


Er is sprake van een opeenstapeling aan uitdagingen, zoals hogere inflatie en prijsstijgingen en een hoog ziekteverzuim binnen de zorg gecombineerd met personeelsschaarste en het feit dat een groot aantal zorgprofessionals de komende jaren met pensioen gaat. Ook is onduidelijk wat de effecten van corona nog zullen zijn voor met name het najaar van 2022 en de compensatie die daarvoor wordt ontvangen. Ten slotte lijkt er sprake van blijvende druk op de zorg, deels nog veroorzaakt door inhaalzorg waardoor wachtlijsten toenemen. En dat terwijl sommige ziekenhuizen door personeelsschaarste zelfs genoodzaakt zijn om tijdelijk operatiekamers te sluiten. Duidelijk is dat er financieel spannende jaren aan zitten te komen.


Door de toegenomen onzekerheid verwacht het merendeel van de ziekenhuizen dat de winstmarges voor een belangrijk deel zullen verdampen; een aantal van hen is somberder en verwacht dat zij mogelijk in de rode cijfers zullen komen. Ziekenhuizen zien grote prijsstijgingen waar nu nog geen compensatie voor ontvangen wordt.

Meer weten over onze dienstverlening voor de zorg?

Neem dan contact op met 


Vincent Eversdijk

vincent.eversdijk@bdo.nl

✆ 0652615165


of kijk op

bdo.nl/zorg

naar boven

Download de pdf-versie van het rapport inclusief interviews met zorgbestuurders

‘De financiële positie van algemene ziekenhuizen is
in 2021 relatief stabiel gebleven’

De financiële resultaten 2021

ONZE conclusies*

Resultaten toegenomen, maar operationele performance verslechterd

Het gezamenlijke resultaat van de algemene ziekenhuizen bedraagt + € 359 miljoen, tegenover + € 285 miljoen over 2020. Het rendement van de ziekenhuizen over 2021 bedroeg 1,7%; over 2020 was dit nog 1,4%. Dit lijkt een verbetering, maar blijkt vooral veroorzaakt door een aantal grote ziekenhuizen die in 2020 te maken hadden met incidentele lasten. Laten we deze buiten beschouwing, dan zien we een (aanzienlijke) verslechtering van de (werkelijke) resultaten. De opbrengsten stegen met 2,92%. De bedrijfslasten stegen met 3,09%. Daarmee daalde de operationele performance. Voor 2022 en 2023 wordt een verdere stijging van de bedrijfslasten verwacht, waarbij onduidelijk is of dit gecompenseerd kan worden door hogere opbrengsten. 

Met de hogere uitgaven, staat ook het noodzakelijke investeringspotentieel onverminderd onder druk. De na-ijleffecten van corona zijn nog steeds merkbaar. Ziekteverzuim en hoge kosten van inhuur van personeel spelen ziekenhuizen parten. De personele capaciteit en niet de financiën wordt bepalend in het al dan niet kunnen leveren van zorg.


Rapportcijfers van de meeste ziekenhuizen zijn op orde

De algemene ziekenhuizen in Nederland scoren voor hun financiële gezondheid over 2021 gemiddeld een 7,2 tegenover een 6,9 over 2020. De rapportcijfers van de kleinere ziekenhuizen zijn verslechterd van een 6,2 naar een 6,0. De grote en middelgrote ziekenhuizen laten een verbetering zien. De rapportcijfers van middelgrote ziekenhuizen gaan van een 6,1 naar een 6,6. De grote ziekenhuizen gaan van gemiddeld een 7,6 naar een 8,0 over 2021.


Van de elf ziekenhuizen met een onvoldoende (2020: twaalf) scoorden er acht vorig jaar ook een onvoldoende. Vier instellingen die in 2020 nog voldoende scoorden, schieten in 2021 in het rood door een verslechtering van hun financiële performance.


Investeringsniveau blijft achter

Het totaal investeringsniveau van de ziekenhuizen in 2021 bedraagt € 1,2 miljard.
Dit is beperkt hoger dan over 2020. 


Als we de investeringen afzetten tegen de totale opbrengsten van ziekenhuizen, dan blijkt dat de afgelopen jaren minder werd geïnvesteerd. Vanaf 2011 nemen de investeringen in relatie tot de opbrengsten van de ziekenhuizen af. Waar in 2011 nog 15% van de totale opbrengsten werd gerealiseerd, schommelde dit de afgelopen jaren rond de 5%. Er lijkt daarmee sprake van een structurele investeringsachterstand.
 

Dit terwijl de ontwikkelingen in de zorg juist grote investeringen vereisen. De jarenlange trend van de dalende investeringen duidt erop dat de huidige manier waarop medisch specialistische zorg is georganiseerd voor de toekomst niet houdbaar is en er structurele wijzigingen nodig zijn.


Personeel wordt steeds meer ‘kapitaalhouder’ van het ziekenhuis

De voorzieningen zijn in 2021 met € 4 miljoen toegenomen tot € 666 miljoen. De sterkst toenemende voorzieningen zijn gerelateerd aan personele verplichtingen. De jubileumvoorziening laat een trendmatige stijging zien en de voorziening PLB nam toe met 7%. De voorziening voor langdurig zieken laat een forse stijging van 21% zien. Ook de personele kortlopende verplichtingen namen sterk in omvang toe.

Naast gestegen voorzieningen zijn er ook voorzieningen die dalen. Zo neemt de voorziening voor groot onderhoud bij ziekenhuizen met meer dan 50% af. Dit wordt veroorzaakt doordat een aantal ziekenhuizen boekhoudkundig een andere systematiek heeft gekozen voor de verwerking van groot onderhoud. Deze daling kan daarom als incidenteel worden beschouwd en daardoor zal ook het saldo van de voorziening groot onderhoud op een structureel lager niveau komen.


Personeelsschaarste drijft kosten op

In 2021 stijgen de personeelskosten beperkter dan in 2020, mede als gevolg van de effecten van de zorgbonus, die in 2021 lager was dan in 2020. In totaal nemen de personeelskosten met 2,4% toe (2020: 7,7%). 

Wanneer we de personeelskosten nader analyseren, dan zien we dat de stijging gedeeltelijk verband houdt met de fte-stijging (1,4%) of de gemiddelde salarislast per fte. De stijging van de personeelskosten wordt daarnaast veroorzaakt door de stijging van de kosten voor ingehuurd personeel. De PNIL-kosten stijgen in 2021 met 7,7% verder door naar € 544 miljoen (2020: € 505 miljoen). Opvallend is dat het stijgingseffect van de PNIL-kosten bij de kleinere ziekenhuizen (15,1%) fors groter is dan bij middelgrote (9,1%) en grote ziekenhuizen (6,2%), wat erop

duidt dat kleinere ziekenhuizen relatief meer medewerkers hebben moeten inhuren om de zorg te kunnen leveren.