Deze website maakt gebruik van cookies

BDO Nederland gebruikt cookies en trackingtechnologieën om het browser-gebruik op onze online publicaties te verbeteren, gepersonaliseerde content te tonen en traffic te analyseren. Door op akkoord te klikken, stemt u in met het gebruik van cookies. Lees meer over ons cookiebeleid en privacybeleid.

ERIK ROEST, gemeente Tilburg  
‘Harde inkooptactieken zijn passé’  
Strategische allianties
in de publieke sector
Case gemeente tilburg

‘We willen
de aanbieders kunnen
aankijken’

‘We willen graag
samenwerken.
Maar er zijn
letterlijk grenzen’

‘We hebben
een concrete inkoopstrategie opgesteld’

STAP 8: ALLIANTIE EVALUEREN

Evalueren van de alliantie

De gemeente Tilburg investeert in het evalueren van de samenwerkingsverbanden. Ze maakt afspraken over de resultaten, stelt ontwikkelagenda’s op, blijft in dialoog met de aanbieders, houdt peerreviews en wisselt kennis uit.

Gemeente Tilburg

Aantal inwoners: 224.702 (31 januari 2022)
Samenwerkingsverbanden met: Tilburg, Waalwijk, Heusden, Dongen, Oisterwijk, Loon op Zand, Hilvarenbeek, Goirle, Gilze en Rijen, Alpen-Chaam en Baarle-Nassau

Uitgaven inkoop sociaal Domein (2021): Rond de 200 miljoen euro per jaar voor de gehele regio (exclusief participatie)

‘Je moet je verdiepen in elkaars beweegredenen en angsten’ 

ERIK ROEST is programmamanager en projectleider bij de gemeente Tilburg en houdt zich bezig met de transformatie van het sociaal domein. Daarnaast is hij lid van het programmateam Strategische Inkoop Sociaal Domein in de regio Hart van Brabant. Roest studeerde gezondheidswetenschappen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. 

Hoe manage en evalueer je de samenwerkingsverbanden? Hoe zorg je ervoor dat ze blijven leveren?

‘Je wilt dat je de organisaties scherp houdt. Dat doen we onder andere met landelijke benchmarks. Verder maken we met elk segment afspraken over resultaten, we monitoren deze en maken ontwikkelagenda’s. De tijd dat we diensten en producten afnamen voor een jaar en dat het daarmee klaar was, is verleden tijd. Dat is niet meer. We blijven in dialoog, houden peerreviews met andere gemeenten vanuit onder meer het directeurennetwerk sociaal domein en wisselen voortdurend kennis uit.’


Tot slot. Wat verwachten jullie van het Rijk?

‘Er is één ding dat het Rijk nu vooral moet oppakken en dat is de reikwijdte van de Jeugdwet. Er moet meer inkadering komen, wil dat nog betaalbaar blijven. Verder moet het Rijk kritisch kijken naar maatregelen die worden getroffen. Neem de eigen bijdrage. We hebben nu eindelijk een hervormingsagenda jeugd die moet leiden tot een kwalitatief betere jeugdzorg. Maar dan komt er ineens een eigen bijdrage voor de jeugdzorg om de hoek kijken. Daarmee werp je een drempel op voor de meest kwetsbare ouders en jongeren om tijdig hulp te zoeken. Dat wil je juist niet. De timing is op z’n zachtst gezegd dan ook opmerkelijk. Hetzelfde geldt voor de maatregel die stelt dat het inkoop- en aanbestedingsbeleid moet worden ingedeeld volgens veiligheidsregio’s. Voor sommige regio’s zal dit weinig uitmaken, omdat ze hun inkoop al op deze manier hadden georganiseerd. Maar voor onze regio betekent dat een enorme reorganisatie. Waarom? Het maakt de inkoop onnodig ingewikkeld.’


Bemoeilijkt dit ook de samenwerking met inkooppartijen?

‘Zeker. Het betekent bijvoorbeeld dat we inkoopbureaus moeten samenvoegen. We kunnen met aanbieders nu eenmaal geen verbinding leggen met het voorveld van Hilvarenbeek tot en met Woensdrecht. Dat is onmogelijk. We zijn hierover nu in gesprek met Kamerleden, maar het is jammer dat we hier onze tijd aan moeten besteden. We willen graag samenwerken. Maar er zijn letterlijk grenzen.’

Hoe reageren de geselecteerde aanbieders nu op elkaar? 

‘Ze zoeken elkaar op. We hoeven ze wat dit betreft niet aan te sporen. We moeten ook stoppen met de individuele gesprekken tijdens de procedure anders komen we in conflict met de aanbestedingswet. Dat is onze uitdaging; partijen meenemen in het proces, maar op tijd onze handen er weer vanaf halen. Dat vertraagt het proces overigens wel. Je ziet ook dat grote én kleine aanbieders elkaar opzoeken. Dat is een goeie ontwikkeling want je wilt ook een mix van beide in een grote regio als de onze. Het is een worsteling, want tachtig aanbieders is bijvoorbeeld niet wenselijk. En dan gaan er onherroepelijk partijen afvallen. Dat gaat pijn doen. Maar dat is onvermijdelijk.’


Hoe kijk je aan tegen de aanpak van een gemeente als Hollands Kroon die werkt met slechts één zorgaanbieder? 

‘Je kunt Hollands Kroon niet vergelijken met een gemeente als Tilburg. Elk model heeft zijn voor- en nadelen, maar je moet goed kijken naar je eigen regio en uitgangspositie. We kijken bijvoorbeeld ook naar het Utrechts model waarbij de zware jeugdhulp in één aanbestedingscategorie zit en de rest inclusief de toegang voor een ander consortium van aanbieders in aanmerking komt. Stap voor stap zijn we de samenwerkingsverbanden aan het bekijken. We hebben nog geen definitief eindbeeld.’


Hoe belangrijk is vertrouwen bij dit soort nieuwe samenwerkingsverbanden?

‘Enorm belangrijk. Je moet je verdiepen in elkaars beweegredenen en in elkaars angsten. We willen het aantal aanbieders terugbrengen in de specialistische jeugdhulp. Dat vraagt om een open houding naar elkaar. We willen langdurige contracten aangaan met elkaar. En we weten: vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Dan moet je elkaars angsten en belemmeringen durven ervaren en de tijd nemen om in elkaar te investeren.’


Wat als een samenwerking lastig wordt? Hoe verandert de samenwerking dan? 

‘Dan worden de partijen vaak weer wat strenger. Met name contractmanagers en beleidsmedewerkers hebben wanneer de samenwerking wat stroef wordt de neiging om in oud gedrag te schieten en op hun strepen te gaan staan. Dan krijg je frictie en dat helpt de samenwerking niet. Dat is dan ook niet de manier. Harde inkoop is wat dat betreft wel een beetje verleden tijd. Dat biedt geen oplossing voor dit soort transformatieopgaven.’

Wat is de aanleiding voor het aangaan van nieuwe samenwerkingsverbanden?

‘Gemeenten zijn min of meer door de overheid aangemoedigd om de markt voor zorgaanbieders open te breken. Dat hebben we met elkaar zó goed gedaan dat we nu veel te veel aanbieders hebben. De markt is onoverzichtelijk en onbestuurbaar geworden. Het is goed dat instellingen nu beter met elkaar samenwerken en dat de verkokering van voorheen nu is gemoderniseerd, maar we zijn te ver doorgeschoten. Daar komt bij dat er nu een Hervormingsagenda Jeugd ligt waarin het voornemen bestaat om concreter te benoemen wat precies onder jeugdzorg valt, welke zorg op gemeenteniveau georganiseerd moet worden en welke zorg juist centraler ingekocht moet worden. Dit alles is aanleiding voor ons om onze samenwerking met zorgaanbieders te herdefiniëren.’


Op welke manier willen jullie die inperking van aanbieders vorm gaan geven. Wat is jullie visie daarop?

‘Het begint ermee dat we als regio nadenken over waar precies onze problemen zitten. Zo leidt arrangementsfinanciering bij ons vaak tot ‘upcoding’. Daarbij wordt de geleverde zorg administratief zwaarder voorgesteld dan deze werkelijk is en worden producten onnodig gestapeld. Verder zijn er niet altijd voldoende mensen om het werk te doen dat nodig is om jeugdzorg te kunnen bieden. Al dit soort problemen hebben we goed in kaart gebracht. Met alle elf gemeenten – Regio Hart van Brabant – hebben we de uitgangspunten voor de nieuwe samenwerking vervolgens doorgesproken. En zeer belangrijk: we hebben een heel concrete inkoopstrategie opgesteld. Nog niet in de vorm van een uitgewerkt document, maar in de vorm van een ‘houtkoolschets’. Hoeveel aanbieders willen we? Willen we taakgericht gaan aanbesteden of juist niet? Welke eisen stellen we aan de bekostiging? Enzovoort. Daarbij realiseren we ons heel goed dat geld straks het probleem niet meer is, maar dat het om personeel draait. We hebben onze plannen in de regio gepolst om de gemeenteraden in positie te brengen. Ze behelzen tenslotte ook politieke keuzes. Kortom: we doen ons huiswerk vooraf heel goed en betrekken de regio zo veel mogelijk bij de voorbereiding.’


Hoe vindt de aanbesteding voor de samenwerking met aanbieders plaats? 

‘We doen geen open house aanbesteding maar volgen de zogenaamde SAS-procedure die speciaal bedoeld is voor overheidsopdrachten waarbij het gaat om sociale en andere specifieke diensten. Wat voor ons belangrijk is, is dat we de aanbieders kunnen aankijken. Na een eerste selectie op papier, willen we in dialoog gaan met aanbieders over hoe je zorg inricht en afschaalt, en wat we verwachten van de tarieven en financiering. Pas daarna komen we tot het definitieve gunningsdocument.’

De gemeente Tilburg is bezig de samenwerking met zorgaanbieders opnieuw vorm te geven. ‘Minder aanbieders, langer durende contractafspraken en afspraken op basis van vertrouwen. In de kern zijn dit de belangrijkste veranderingen’, aldus Erik Roest, programmanager sociaal domein bij de gemeente Tilburg.

Case gemeente tilburg
ERIK ROEST, Gemeente Tilburg
‘Harde inkooptactieken zijn passé’  

STAP 8: ALLIANTIE EVALUEREN

Evalueren van de alliantie

De gemeente Tilburg investeert in het evalueren van de samenwerkingsverbanden. Ze maakt afspraken over de resultaten, stelt ontwikkelagenda’s op, blijft in dialoog met de aanbieders, houdt peerreviews en wisselt kennis uit.

‘We willen graag samenwerken. Maar er
zijn letterlijk grenzen’

‘Je moet je verdiepen in elkaars beweegredenen
en angsten’

Gemeente Tilburg

Aantal inwoners: 224.702 (31 januari 2022)
Samenwerkingsverbanden met: Tilburg, Waalwijk, Heusden, Dongen, Oisterwijk, Loon op Zand, Hilvarenbeek, Goirle, Gilze en Rijen, Alpen-Chaam en Baarle-Nassau

Uitgaven inkoop sociaal Domein (2021): Rond de 200 miljoen euro per jaar voor de gehele regio (exclusief participatie)

ERIK ROEST is programmamanager en projectleider bij de gemeente Tilburg en houdt zich bezig met de transformatie van het sociaal domein. Daarnaast is hij lid van het programmateam Strategische Inkoop Sociaal Domein in de regio Hart van Brabant. Roest studeerde gezondheidswetenschappen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. 

‘We hebben een concrete inkoopstrategie opgesteld’

Hoe manage en evalueer je de samenwerkingsverbanden? Hoe zorg je ervoor dat ze blijven leveren?

‘Je wilt dat je de organisaties scherp houdt. Dat doen we onder andere met landelijke benchmarks. Verder maken we met elk segment afspraken over resultaten, we monitoren deze en maken ontwikkelagenda’s. De tijd dat we diensten en producten afnamen voor een jaar en dat het daarmee klaar was, is verleden tijd. Dat is niet meer. We blijven in dialoog, houden peerreviews met andere gemeenten vanuit onder meer het directeurennetwerk sociaal domein en wisselen voortdurend kennis uit.’


Tot slot. Wat verwachten jullie van het Rijk?

‘Er is één ding dat het Rijk nu vooral moet oppakken en dat is de reikwijdte van de Jeugdwet. Er moet meer inkadering komen, wil dat nog betaalbaar blijven. Verder moet het Rijk kritisch kijken naar maatregelen die worden getroffen. Neem de eigen bijdrage. We hebben nu eindelijk een hervormingsagenda jeugd die moet leiden tot een kwalitatief betere jeugdzorg. Maar dan komt er ineens een eigen bijdrage voor de jeugdzorg om de hoek kijken. Daarmee werp je een drempel op voor de meest kwetsbare ouders en jongeren om tijdig hulp te zoeken. Dat wil je juist niet. De timing is op z’n zachtst gezegd dan ook opmerkelijk. Hetzelfde geldt voor de maatregel die stelt dat het inkoop- en aanbestedingsbeleid moet worden ingedeeld volgens veiligheidsregio’s. Voor sommige regio’s zal dit weinig uitmaken, omdat ze hun inkoop al op deze manier hadden georganiseerd. Maar voor onze regio betekent dat een enorme reorganisatie. Waarom? Het maakt de inkoop onnodig ingewikkeld.’


Bemoeilijkt dit ook de samenwerking met inkooppartijen?

‘Zeker. Het betekent bijvoorbeeld dat we inkoopbureaus moeten samenvoegen. We kunnen met aanbieders nu eenmaal geen verbinding leggen met het voorveld van Hilvarenbeek tot en met Woensdrecht. Dat is onmogelijk. We zijn hierover nu in gesprek met Kamerleden, maar het is jammer dat we hier onze tijd aan moeten besteden. We willen graag samenwerken. Maar er zijn letterlijk grenzen.’

Hoe reageren de geselecteerde aanbieders nu op elkaar? 

‘Ze zoeken elkaar op. We hoeven ze wat dit betreft niet aan te sporen. We moeten ook stoppen met de individuele gesprekken tijdens de procedure anders komen we in conflict met de aanbestedingswet. Dat is onze uitdaging; partijen meenemen in het proces, maar op tijd onze handen er weer vanaf halen. Dat vertraagt het proces overigens wel. Je ziet ook dat grote én kleine aanbieders elkaar opzoeken. Dat is een goeie ontwikkeling want je wilt ook een mix van beide in een grote regio als de onze. Het is een worsteling, want tachtig aanbieders is bijvoorbeeld niet wenselijk. En dan gaan er onherroepelijk partijen afvallen. Dat gaat pijn doen. Maar dat is onvermijdelijk.’


Hoe kijk je aan tegen de aanpak van een gemeente als Hollands Kroon die werkt met slechts één zorgaanbieder? 

‘Je kunt Hollands Kroon niet vergelijken met een gemeente als Tilburg. Elk model heeft zijn voor- en nadelen, maar je moet goed kijken naar je eigen regio en uitgangspositie. We kijken bijvoorbeeld ook naar het Utrechts model waarbij de zware jeugdhulp in één aanbestedingscategorie zit en de rest inclusief de toegang voor een ander consortium van aanbieders in aanmerking komt. Stap voor stap zijn we de samenwerkingsverbanden aan het bekijken. We hebben nog geen definitief eindbeeld.’


Hoe belangrijk is vertrouwen bij dit soort nieuwe samenwerkingsverbanden?

‘Enorm belangrijk. Je moet je verdiepen in elkaars beweegredenen en in elkaars angsten. We willen het aantal aanbieders terugbrengen in de specialistische jeugdhulp. Dat vraagt om een open houding naar elkaar. We willen langdurige contracten aangaan met elkaar. En we weten: vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Dan moet je elkaars angsten en belemmeringen durven ervaren en de tijd nemen om in elkaar te investeren.’


Wat als een samenwerking lastig wordt? Hoe verandert de samenwerking dan? 

‘Dan worden de partijen vaak weer wat strenger. Met name contractmanagers en beleidsmedewerkers hebben wanneer de samenwerking wat stroef wordt de neiging om in oud gedrag te schieten en op hun strepen te gaan staan. Dan krijg je frictie en dat helpt de samenwerking niet. Dat is dan ook niet de manier. Harde inkoop is wat dat betreft wel een beetje verleden tijd. Dat biedt geen oplossing voor dit soort transformatieopgaven.’

‘We willen de aanbieders kunnen aankijken’

Wat is de aanleiding voor het aangaan van nieuwe samenwerkingsverbanden?

‘Gemeenten zijn min of meer door de overheid aangemoedigd om de markt voor zorgaanbieders open te breken. Dat hebben we met elkaar zó goed gedaan dat we nu veel te veel aanbieders hebben. De markt is onoverzichtelijk en onbestuurbaar geworden. Het is goed dat instellingen nu beter met elkaar samenwerken en dat de verkokering van voorheen nu is gemoderniseerd, maar we zijn te ver doorgeschoten. Daar komt bij dat er nu een Hervormingsagenda Jeugd ligt waarin het voornemen bestaat om concreter te benoemen wat precies onder jeugdzorg valt, welke zorg op gemeenteniveau georganiseerd moet worden en welke zorg juist centraler ingekocht moet worden. Dit alles is aanleiding voor ons om onze samenwerking met zorgaanbieders te herdefiniëren.’


Op welke manier willen jullie die inperking van aanbieders vorm gaan geven. Wat is jullie visie daarop?

‘Het begint ermee dat we als regio nadenken over waar precies onze problemen zitten. Zo leidt arrangementsfinanciering bij ons vaak tot ‘upcoding’. Daarbij wordt de geleverde zorg administratief zwaarder voorgesteld dan deze werkelijk is en worden producten onnodig gestapeld. Verder zijn er niet altijd voldoende mensen om het werk te doen dat nodig is om jeugdzorg te kunnen bieden. Al dit soort problemen hebben we goed in kaart gebracht. Met alle elf gemeenten – Regio Hart van Brabant – hebben we de uitgangspunten voor de nieuwe samenwerking vervolgens doorgesproken. En zeer belangrijk: we hebben een heel concrete inkoopstrategie opgesteld. Nog niet in de vorm van een uitgewerkt document, maar in de vorm van een ‘houtkoolschets’. Hoeveel aanbieders willen we? Willen we taakgericht gaan aanbesteden of juist niet? Welke eisen stellen we aan de bekostiging? Enzovoort. Daarbij realiseren we ons heel goed dat geld straks het probleem niet meer is, maar dat het om personeel draait. We hebben onze plannen in de regio gepolst om de gemeenteraden in positie te brengen. Ze behelzen tenslotte ook politieke keuzes. Kortom: we doen ons huiswerk vooraf heel goed en betrekken de regio zo veel mogelijk bij de voorbereiding.’


Hoe vindt de aanbesteding voor de samenwerking met aanbieders plaats? 

‘We doen geen open house aanbesteding maar volgen de zogenaamde SAS-procedure die speciaal bedoeld is voor overheidsopdrachten waarbij het gaat om sociale en andere specifieke diensten. Wat voor ons belangrijk is, is dat we de aanbieders kunnen aankijken. Na een eerste selectie op papier, willen we in dialoog gaan met aanbieders over hoe je zorg inricht en afschaalt, en wat we verwachten van de tarieven en financiering. Pas daarna komen we tot het definitieve gunningsdocument.’

De gemeente Tilburg is bezig de samenwerking met zorgaanbieders opnieuw vorm te geven. ‘Minder aanbieders, langer durende contractafspraken en afspraken op basis van vertrouwen. In de kern zijn dit de belangrijkste veranderingen’, aldus Erik Roest, programmanager sociaal domein bij de gemeente Tilburg.