Deze website maakt gebruik van cookies

BDO Nederland gebruikt cookies en trackingtechnologieën om het browser-gebruik op onze online publicaties te verbeteren, gepersonaliseerde content te tonen en traffic te analyseren. Door op akkoord te klikken, stemt u in met het gebruik van cookies. Lees meer over ons cookiebeleid en privacybeleid.

Strategische allianties
in de publieke sector
Case KNGF
Guido van Woerkom, KNGF 
‘Laten we niet allemaal het
wiel opnieuw uitvinden
’  

‘Het zijn de
praktijken met
acht tot twaalf fysiotherapeuten
die het ’t best
doen’

‘Het is voor
private equity niet makkelijk om in
de fysiotherapie
de rendements-normen te halen’

‘We staan aan
het begin van
de vorming van
dit soort ketens’

Stap 2: ALLIANTIESTRATEGIE

Zelf doen, kopen of samenwerken?

Het KNGF helpt fysiotherapeuten met het opzetten of vinden van de juiste samenwerkingsverbanden in de regio. Dat kunnen monodisciplinaire samenwerkingen zijn, maar ook multidisciplinaire. Een fusie met een andere praktijk is lang niet altijd wenselijk omdat grootschalige praktijken vaak niet renderen. Een fusie met een complementaire praktijk daarentegen biedt wel mogelijkheden. Dat is ook in het belang van de patiënt.

Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF)

Aantal aangesloten fysiotherapeuten: meer dan 17.000

Aantal beroepsinhoudelijke verenigingen verbonden aan het KNGF: 13

‘Het organiseren van monodisciplinaire samenwerking heeft onze hoogste prioriteit’

GUIDO VAN WOERKOM is sinds 2018 voorzitter van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Daarnaast is hij onder andere voorzitter van de raad van toezicht van de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN) en lid van het dagelijks bestuur van VNO-NCW. Van Woerkom studeerde rechten in Leiden. 

Wat is de rol van de overheid hierbij? Wat kan deze doen om samenwerkingen in deze sector te stimuleren?

‘Vooral door financiering mogelijk te maken. Praktijken moeten het allemaal zelf ophoesten; ook de tijd die ze in samenwerkingsverbanden willen steken. En banken zijn terughoudend als het gaat om investeringen. Dat is ook de reden dat partijen er zo lang over doen om zorgcentra op te zetten. Dat is jammer. Want ik zie vooral buiten de steden mooie kansen voor zorgvoorzieningen die zich tussen het niveau van de huisarts en dat van de ziekenhuizen afspelen. De overheid kan daarbij faciliteren.’


Is private equity een partij van belang die de samenwerkingsverbanden kan financieren?

‘Niet echt. Er valt niet genoeg geld te verdienen met fysiotherapie. Het rendement kan niet anders dan bescheiden zijn omdat opschalen niet echt loont. Zolang de marktrente rond de nul procent beweegt, is drie procent rendement misschien nog aantrekkelijk. Maar zodra de rente weer wat oploopt, haken investeerders direct weer af. Het rendeert niet.’


Wat is er, naast geld, nog meer nodig om samenwerkingsverbanden van de grond te krijgen?

‘We moeten het organiseren rondom het ziekenhuis, omdat zij bepalend zijn voor de organisatie van de nulde, eerste en tweede lijn. Verder zijn de behandelgebieden nu te groot en niet herkenbaar voor huisartsen of fysiotherapiepraktijken, dus die moeten we kleiner maken. Denk vanuit het ziekenhuis en organiseer de zorg daar omheen. Dan kunnen er mooie en zinvolle samenwerkingsverbanden ontstaan.’


Zijn er al regio’s waar succesvolle multidisciplinaire allianties hebben plaatsgevonden?

‘Ja, de Noordwest Ziekenhuisgroep in Alkmaar en het Beweeghuis in Maastricht-Heuvelland. Noordwest werkt onder andere samen met huisartsenorganisaties, andere eerstelijnszorgverleners, een diagnostisch centrum en verpleeg- en verzorgings- en thuiszorgorganisaties (VVT). Patiënten zijn zo veel sneller bij de juiste zorgverlener. Het Beweeghuis is een zorgnetwerk voor mensen met beweegklachten. Hierin werken medisch specialisten van het Maastricht Universitair Medisch Centrum+, huisartsen, fysiotherapeuten en beweegcoaches in deze regio intensief samen. Tegen VWS en zorgverzekeraars wil ik zeggen: zorg vooral dat er O&I-velden komen voor fysiotherapeuten zodat ze organisatorisch gezien de krachten kunnen bundelen en neem vooral modellen als die van Alkmaar en Maastricht als voorbeeld. We staan in de zorg aan het begin van de vorming van dit soort ketens. Laten we vooral niet allemaal opnieuw het wiel uitvinden.’


Tot slot. Wat is op dit moment de gedroomde strategische alliantie voor fysiotherapeuten?

‘Ik zou het een afspraak willen noemen; de afspraak met de overheid en zorgverzekeraars om een rechtvaardige plek te krijgen binnen het zorgstelsel en om vervolgens in de basisverzekering te worden opgenomen, zonder eigen risico, zoals het geval is bij huisartsenzorg. Dat zou voor ons de ultieme alliantie zijn.’

Zijn er, afgezien van de omvang van de praktijken, nog meer belemmeringen om allianties aan te gaan?

‘De afstand die een cliënt bereid is om te reizen. Sommige praktijken kozen ervoor allianties aan te gaan met specialistische partners. Voor gespecialiseerde fysiotherapie stuurden ze cliënten dan door. Maar mensen blijven het liefst dicht bij huis. Als zo’n partner zich dan buiten de directe omgeving bevindt, is deze vaak geen optie voor de cliënt. Ook dat is een uitdaging.’


Ontstaan er ook nieuwe vormen van allianties?

‘Ja, we zijn nu bezig om monodisciplinaire samenwerking te organiseren, ofwel samenwerking tussen fysiotherapiepraktijken. Dat heeft onze hoogste prioriteit. We helpen mee om samenwerkingsverbanden op te richten en steunen deze op regionaal en lokaal niveau. Daarmee willen we op landelijk niveau de positie van de fysiotherapie versterken. En daar zijn nu, ondersteund door onze regioadviseurs, de eerste coöperaties uit voortgekomen. Daarna komen multidisciplinaire samenwerkingen om de hoek kijken. Denk aan zorgcentra met verschillende zorgspecialismen waar fysiotherapie onderdeel vanuit maakt. Zo zijn we bezig met een richtlijn kwetsbare ouderen als gezamenlijk project met andere zorgdisciplines. Gesubsidieerd vanuit het ministerie van VWS. Financiering van een verbouwing of de nieuwbouw van een zorgcentrum is voor multidisciplinaire samenwerkingsverbanden overigens een enorme uitdaging. Die is niet makkelijk te vinden.’


Is geld de grootste belemmering?

‘Bekostiging is een belangrijke uitdaging. Maar ook de mate waarin partijen overtuigd zijn van de meerwaarde van zo’n model voor zichzelf en voor de patiënt. Men moet wel willen. Een groot verschil tussen bijvoorbeeld huisartsen en de paramedische beroepen is dat deze laatste – in tegenstelling tot fysiotherapeuten – vaak ook vanuit huis kunnen opereren. Denk aan logopedie of diëtetiek. Niet altijd winnen deze partijen er iets bij om zich met andere aanbieders in zo’n zorgcentrum te vestigen.’


Is de personeelsschaarste een motief voor fysiotherapeuten om krachten te bundelen?
‘Dat is een lastig onderwerp omdat de fysiotherapie grotendeels wordt bekostigd via de aanvullende en niet via de basisverzekering. Dat is niet alleen nadelig voor de patiënt, ook wordt de fysiotherapeut hierdoor onderbetaald en vanwege de beperkte financiele ruimte is ook het carrièreperspectief – denk aan mogelijkheden om door te studeren – slecht. Het is ook niet voor niets dat fysiotherapeuten gemiddeld gesproken na elf jaar het vak verlaten en jonge starters vaak al na drie jaar. Niet omdat ze het vak niet leuk vinden, maar nogmaals, omdat ze te weinig verdienen en zich daardoor te weinig gewaardeerd voelen –terwijl ze die waardering van hun patiënten overigens in ruime mate wél krijgen. Hierdoor ontstaan er enorme tekorten aan personeel in deze sector met een gigantische werkdruk bij de praktijken. Dat los je niet zomaar op met samenwerkingsverbanden. Fysiotherapie moet in de basisverzekering. We hebben kort geleden dan ook een brandbrief gestuurd aan de zorgverzekeraars, de Nederlandse Zorgautoriteit en de minister van VWS waarin we hen oproepen om nú te investeren in fysiotherapie. De rek is er echt uit.’

Hoe belangrijk is samenwerking voor jullie sector?

‘Heel belangrijk. Samenwerking in de regio is cruciaal voor de toekomst van de zorg. Of dat nu tussen fysiotherapeuten onderling is, met gemeenten, met andere zorgverleners of met commerciële bedrijven. Alleen door professioneel samen te werken, kunnen we de Juiste Zorg op de Juiste Plek leveren. De beweging door een taskforce van experts is gestart en werd in 2019 overgenomen door het ministerie van VWS.’


Wat doet het KNGF om samenwerkingen voor haar leden-fysiotherapeuten mogelijk te maken?

‘We werken er hard aan om Organisatie & Infrastructuur-gelden (O&I) te krijgen om de samenwerking in de fysiotherapie te kunnen bekostigen en we zoeken actief naar subsidies en andere vormen van financiering. We helpen samenwerkingsverbanden om regionaal aansluiting te vinden met andere zorgaanbieders en we hebben regioadviseurs die fysiotherapeuten helpen om samenwerking op te zetten met ziekenhuizen, huisartsenzorggroepen en andere eerstelijnspartners. Maar ook hebben we bijvoorbeeld een toolkit Samenwerken met de Gemeente ontwikkeld voor fysiotherapeuten die een stap willen zetten naar het gemeentelijke domein.’ 


Vinden er al allianties plaats om meer slagkracht te krijgen binnen deze sector?

‘Ja, er is wel het een en ander gaande. Er zijn een paar grote praktijkketens, overwegend gefinancierd vanuit een investeringsmaatschappij. Ik merk dat dit soort grote partijen geen betere contractvoorwaarden kunnen onderhandelen. In de praktijk zijn het vooral de praktijken met acht tot twaalf fysiotherapeuten die het goed doen. Boven dat aantal torsen praktijken de kosten van de organisatie te veel met zich mee. En die worden niet vergoed in de tarieven. Dat betekent dat grotere organisaties vaak noodgedwongen jongere therapeuten in dienst moeten nemen, maar die lopen vaak ook weer weg vanwege een gebrek aan carrièreperspectief. Dat is een probleem. Schaalvergroting in deze beroepsgroep is dus geen vanzelfsprekendheid.’

'Fysiotherapie moet in het basispakket.’ Dat is de nummer één afspraak die het KNGF wil aangaan met de overheid en zorgverzekeraars. Door inzet van meer fysiotherapie neemt de werkdruk in andere sectoren van de zorg af. Dan kunnen de praktijken ook floreren als samenwerkingspartners. Want samenwerken in de zorg is broodnodig, zowel mono- als multidisciplinair meent Van Woerkom.

Case KNGF
Guido van Woerkom, KNGF 
‘Laten we niet
allemaal het wiel opnieuw uitvinden’  

Stap 2: ALLIANTIESTRATEGIE

‘We staan aan
het begin van
de vorming van
dit soort ketens’

‘Het is voor private equity niet makkelijk om in de fysiotherapie de rendements-normen
te halen’

‘Het organiseren van monodisciplinaire samenwerking heeft onze hoogste prioriteit’

Zelf doen, kopen of samenwerken?

Het KNGF helpt fysiotherapeuten met het opzetten of vinden van de juiste samenwerkingsverbanden in de regio. Dat kunnen monodisciplinaire samenwerkingen zijn, maar ook multidisciplinaire. Een fusie met een andere praktijk is lang niet altijd wenselijk omdat grootschalige praktijken vaak niet renderen. Een fusie met een complementaire praktijk daarentegen biedt wel mogelijkheden. Dat is ook in het belang van de patiënt.

Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF)

Aantal aangesloten fysiotherapeuten: meer dan 17.000

Aantal beroepsinhoudelijke verenigingen verbonden aan het KNGF: 13 

GUIDO VAN WOERKOM is sinds 2018 voorzitter van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Daarnaast is hij onder andere voorzitter van de raad van toezicht van de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN) en lid van het dagelijks bestuur van VNO-NCW. Van Woerkom studeerde rechten in Leiden. 

Wat is de rol van de overheid hierbij? Wat kan deze doen om samenwerkingen in deze sector te stimuleren?

‘Vooral door financiering mogelijk te maken. Praktijken moeten het allemaal zelf ophoesten; ook de tijd die ze in samenwerkingsverbanden willen steken. En banken zijn terughoudend als het gaat om investeringen. Dat is ook de reden dat partijen er zo lang over doen om zorgcentra op te zetten. Dat is jammer. Want ik zie vooral buiten de steden mooie kansen voor zorgvoorzieningen die zich tussen het niveau van de huisarts en dat van de ziekenhuizen afspelen. De overheid kan daarbij faciliteren.’


Is private equity een partij van belang die de samenwerkings-
verbanden kan financieren?

‘Niet echt. Er valt niet genoeg geld te verdienen met fysiotherapie. Het rendement kan niet anders dan bescheiden zijn omdat opschalen niet echt loont. Zolang de marktrente rond de nul procent beweegt, is drie procent rendement misschien nog aantrekkelijk. Maar zodra de rente weer wat oploopt, haken investeerders direct weer af. Het rendeert niet.’


Wat is er, naast geld, nog meer nodig om samenwerkingsverbanden van de grond te krijgen?

‘We moeten het organiseren rondom het ziekenhuis, omdat zij bepalend zijn voor de organisatie van de nulde, eerste en tweede lijn. Verder zijn de behandelgebieden nu te groot en niet herkenbaar voor huisartsen of fysiotherapiepraktijken, dus die moeten we kleiner maken. Denk vanuit het ziekenhuis en organiseer de zorg daar omheen. Dan kunnen er mooie en zinvolle samenwerkingsverbanden ontstaan.’


Zijn er al regio’s waar succesvolle multidisciplinaire allianties hebben plaatsgevonden?

‘Ja, de Noordwest Ziekenhuisgroep in Alkmaar en het Beweeghuis in Maastricht-Heuvelland. Noordwest werkt onder andere samen met huisartsenorganisaties, andere eerstelijnszorgverleners, een diagnostisch centrum en verpleeg- en verzorgings- en thuiszorgorganisaties (VVT). Patiënten zijn zo veel sneller bij de juiste zorgverlener. Het Beweeghuis is een zorgnetwerk voor mensen met beweegklachten. Hierin werken medisch specialisten van het Maastricht Universitair Medisch Centrum+, huisartsen, fysiotherapeuten en beweegcoaches in deze regio intensief samen. Tegen VWS en zorgverzekeraars wil ik zeggen: zorg vooral dat er O&I-velden komen voor fysiotherapeuten zodat ze organisatorisch gezien de krachten kunnen bundelen en neem vooral modellen als die van Alkmaar en Maastricht als voorbeeld. We staan in de zorg aan het begin van de vorming van dit soort ketens. Laten we vooral niet allemaal opnieuw het wiel uitvinden.’


Tot slot. Wat is op dit moment de gedroomde strategische alliantie voor fysiotherapeuten?

‘Ik zou het een afspraak willen noemen; de afspraak met de overheid en zorgverzekeraars om een rechtvaardige plek te krijgen binnen het zorgstelsel en om vervolgens in de basisverzekering te worden opgenomen, zonder eigen risico, zoals het geval is bij huisartsenzorg. Dat zou voor ons de ultieme alliantie zijn.’

Zijn er, afgezien van de omvang van de praktijken, nog meer belemmeringen om allianties aan te gaan?

‘De afstand die een cliënt bereid is om te reizen. Sommige praktijken kozen ervoor allianties aan te gaan met specialistische partners. Voor gespecialiseerde fysiotherapie stuurden ze cliënten dan door. Maar mensen blijven het liefst dicht bij huis. Als zo’n partner zich dan buiten de directe omgeving bevindt, is deze vaak geen optie voor de cliënt. Ook dat is een uitdaging.’


Ontstaan er ook nieuwe vormen van allianties?

‘Ja, we zijn nu bezig om monodisciplinaire samenwerking te organiseren, ofwel samenwerking tussen fysiotherapiepraktijken. Dat heeft onze hoogste prioriteit. We helpen mee om samenwerkingsverbanden op te richten en steunen deze op regionaal en lokaal niveau. Daarmee willen we op landelijk niveau de positie van de fysiotherapie versterken. En daar zijn nu, ondersteund door onze regioadviseurs, de eerste coöperaties uit voortgekomen. Daarna komen multidisciplinaire samenwerkingen om de hoek kijken. Denk aan zorgcentra met verschillende zorgspecialismen waar fysiotherapie onderdeel vanuit maakt. Zo zijn we bezig met een richtlijn kwetsbare ouderen als gezamenlijk project met andere zorgdisciplines. Gesubsidieerd vanuit het ministerie van VWS. Financiering van een verbouwing of de nieuwbouw van een zorgcentrum is voor multidisciplinaire samenwerkingsverbanden overigens een enorme uitdaging. Die is niet makkelijk te vinden.’


Is geld de grootste belemmering?

‘Bekostiging is een belangrijke uitdaging. Maar ook de mate waarin partijen overtuigd zijn van de meerwaarde van zo’n model voor zichzelf en voor de patiënt. Men moet wel willen. Een groot verschil tussen bijvoorbeeld huisartsen en de paramedische beroepen is dat deze laatste – in tegenstelling tot fysiotherapeuten – vaak ook vanuit huis kunnen opereren. Denk aan logopedie of diëtetiek. Niet altijd winnen deze partijen er iets bij om zich met andere aanbieders in zo’n zorgcentrum te vestigen.’


Is de personeelsschaarste een motief voor fysiotherapeuten om krachten te bundelen?
‘Dat is een lastig onderwerp omdat de fysiotherapie grotendeels wordt bekostigd via de aanvullende en niet via de basisverzekering. Dat is niet alleen nadelig voor de patiënt, ook wordt de fysiotherapeut hierdoor onderbetaald en vanwege de beperkte financiele ruimte is ook het carrièreperspectief – denk aan mogelijkheden om door te studeren – slecht. Het is ook niet voor niets dat fysiotherapeuten gemiddeld gesproken na elf jaar het vak verlaten en jonge starters vaak al na drie jaar. Niet omdat ze het vak niet leuk vinden, maar nogmaals, omdat ze te weinig verdienen en zich daardoor te weinig gewaardeerd voelen –terwijl ze die waardering van hun patiënten overigens in ruime mate wél krijgen. Hierdoor ontstaan er enorme tekorten aan personeel in deze sector met een gigantische werkdruk bij de praktijken. Dat los je niet zomaar op met samenwerkingsverbanden. Fysiotherapie moet in de basisverzekering. We hebben kort geleden dan ook een brandbrief gestuurd aan de zorgverzekeraars, de Nederlandse Zorgautoriteit en de minister van VWS waarin we hen oproepen om nú te investeren in fysiotherapie. De rek is er echt uit.’

‘Het zijn de praktijken
met acht tot twaalf fysiotherapeuten die het
’t best doen’

Hoe belangrijk is samenwerking voor jullie sector?

‘Heel belangrijk. Samenwerking in de regio is cruciaal voor de toekomst van de zorg. Of dat nu tussen fysiotherapeuten onderling is, met gemeenten, met andere zorgverleners of met commerciële bedrijven. Alleen door professioneel samen te werken, kunnen we de Juiste Zorg op de Juiste Plek leveren. De beweging door een taskforce van experts is gestart en werd in 2019 overgenomen door het ministerie van VWS.’


Wat doet het KNGF om samenwerkingen voor haar leden-fysiotherapeuten mogelijk te maken?

‘We werken er hard aan om Organisatie & Infrastructuur-gelden (O&I) te krijgen om de samenwerking in de fysiotherapie te kunnen bekostigen en we zoeken actief naar subsidies en andere vormen van financiering. We helpen samenwerkingsverbanden om regionaal aansluiting te vinden met andere zorgaanbieders en we hebben regioadviseurs die fysiotherapeuten helpen om samenwerking op te zetten met ziekenhuizen, huisartsenzorggroepen en andere eerstelijnspartners. Maar ook hebben we bijvoorbeeld een toolkit Samenwerken met de Gemeente ontwikkeld voor fysiotherapeuten die een stap willen zetten naar het gemeentelijke domein.’ 


Vinden er al allianties plaats om meer slagkracht te krijgen binnen deze sector?

‘Ja, er is wel het een en ander gaande. Er zijn een paar grote praktijkketens, overwegend gefinancierd vanuit een investeringsmaatschappij. Ik merk dat dit soort grote partijen geen betere contractvoorwaarden kunnen onderhandelen. In de praktijk zijn het vooral de praktijken met acht tot twaalf fysiotherapeuten die het goed doen. Boven dat aantal torsen praktijken de kosten van de organisatie te veel met zich mee. En die worden niet vergoed in de tarieven. Dat betekent dat grotere organisaties vaak noodgedwongen jongere therapeuten in dienst moeten nemen, maar die lopen vaak ook weer weg vanwege een gebrek aan carrièreperspectief. Dat is een probleem. Schaalvergroting in deze beroepsgroep is dus geen vanzelfsprekendheid.’

'Fysiotherapie moet in het basispakket.’ Dat is de nummer één afspraak die het KNGF wil aangaan met de overheid en zorgverzekeraars. Door inzet van meer fysiotherapie neemt de werkdruk in andere sectoren van de zorg af. Dan kunnen de praktijken ook floreren als samenwerkingspartners. Want samenwerken in de zorg is broodnodig, zowel mono- als multidisciplinair meent Van Woerkom.