Deze website maakt gebruik van cookies

BDO Nederland gebruikt cookies en trackingtechnologieën om het browser-gebruik op onze online publicaties te verbeteren, gepersonaliseerde content te tonen en traffic te analyseren. Door op akkoord te klikken, stemt u in met het gebruik van cookies. Lees meer over ons cookiebeleid en privacybeleid.

Strategische allianties
in de publieke sector
Case NZa
MARIAN KALJOUW, NZa 
Marian Kaljouw wil dat partijen in de zorg als eerste kritisch kijken naar welke zorg er nu écht nodig is in een regio. Door problemen op een andere manier te bekijken, kunnen deze bovendien veranderen in kansen, zo meent ze. Dan kan een personeelstekort in de zorg zomaar verworden tot een personeelsoverschot.

‘Iedereen
houdt z’n
kaarten dicht
tegen de borst
en is bang
dat ie ten
onder gaat’

‘Ik zie partijen
alleen maar
over burgers
en patiënten
praten. Zelden
of nooit met’

Juridisch

STAP 4: BUSINESSCASE EN ALLIANTIEVORMEN

De NZa wil wet- en regelgevingen die zinvolle strategische allianties in de zorg in de weg staan, zo veel mogelijk wegnemen. Een voorbeeld is het mededingingsrecht in de zorg. De NZa is van mening dat deze wet moet worden aangepast.

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) 

De NZa houdt toezicht op zorgaanbieders, zorgverzekeraars, zorgkantoren en het CAK en reguleert de zorg door omschrijvingen van zorgbehandelingen (prestaties) en maximumtarieven vast te stellen.

Gevestigd in Utrecht

Aantal medewerkers: circa 575

Aantal interventies bij zorgaanbieders (2020): 306

‘Dan heb je ineens geen personeelstekort maar een overschot’

DR. MARIAN KALJOUW is sinds 1 juni 2015 voorzitter van de raad van bestuur van de NZa. Ze werkte eerder als IC-verpleegkundige en was van 2005 tot 2012 bestuursvoorzitter van de beroepsvereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland. Ook was zij directeur van de St. Antonius Academie van het St. Antonius Ziekenhuis. Kaljouw promoveerde aan de Maastricht University op een proefschrift over ‘Behoeften van familieleden van intensive care-patiënten’.

Minder wantrouwen

Maar nu staan zorgpartijen aan de vooravond van een enorme transitie. Kaljouw: ‘Iedereen heeft wel door dat er het nodige moet veranderen. Die urgentie voelt men wel. Partijen willen ook wel vernieuwen en samenwerken. Maar ze durven niet. Het vertrouwen is er niet. Iedereen houdt z’n kaarten dicht tegen de borst en is bang dat ie ten onder gaat.’ Er is wat haar betreft maar één manier om deze patstelling te doorbreken: ‘Gewoon beginnen, laten zien dat het menens is en perspectief blijven bieden. Dat geldt overigens ook voor VWS en uiteraard ook voor onszelf. Maar ook bij zorgverzekeraars mag het wantrouwen wat minder. De onderhandelingen rondom het Integraal Zorgakkoord waren om die reden een moeizaam proces van maanden. Alles moest tot achter de komma nauwkeurig worden beschreven uit angst om belazerd te worden. Die grondhouding moeten we met elkaar loslaten.’


Bewijzen dat het werkt

Toch is Kaljouw optimistisch over de toekomst van de zorg. ‘Ik ben ervan overtuigd dat een transitie mogelijk is. Maar daar is nog wel heel veel voor nodig en het zal nog zeker tien tot vijftien jaar duren voordat deze gerealiseerd is. Bepalend zullen voorbeelden zijn die echt bewijzen dat het waard is om de zorg anders in te richten. Die laten zien dat mensen er echt beter van worden. Dat ’t werkt. De provincie Zeeland bijvoorbeeld, waar woningcorporaties, zorginstellingen, zorgverzekeraars en gemeenten samenwerken. Of Amsterdam-Noord. Daar zijn wij samen met de gemeente en Zilveren Kruis een samenwerking gestart om de gezondheid en kwaliteit van leven van de inwoners van deze regio te verbeteren. Het zijn mooie eerste initiatieven. Maar we zijn in de zorg nog niet zover dat instellingen samen om de tafel gaan zitten en bijvoorbeeld elkaars nieuwbouwplannen naast elkaar leggen en hier gezamenlijk toekomstplannen voor maken. En daar moeten we wel heen.’

Stokpaardje

Kaljouw wil dat we ons eerst focussen op wat we echt nodig hebben aan zorgvoorzieningen. ‘Eén ding is zeker: we hebben echt niet op elke hoek van de straat een ziekenhuis nodig,’ zo benadrukt ze. ‘Soms moet je je eigenbelang dan ook ondergeschikt maken aan het regionale en landelijke belang. Dat geldt ook voor ziekenhuisdirecteuren en burgemeesters. En dat is vaak moeilijk.’ Dit omdenken lijkt een stokpaardje van Kaljouw. Met gemak geeft ze nog een voorbeeld. ‘Zo heeft iedereen recht op een huisarts, zo menen we met elkaar. Ik zeg: nee, dat is niet zo. Iedereen heeft recht op huisartsenzórg. Dat is iets heel anders. Dus hoe gaan we de zorg zo inrichten dat iedere Nederlander huisartsenzorg kan ontvangen? Als je dat multidisciplinair organiseert, heb je lang niet zoveel huisartsen nodig. Dat is dus ook een optie.’


Abe Lenstra Stadion

Passende zorg begint bij preventie. En dat is geen bedenksel dat voortkwam achter de bestuurstafel blijkt uit een anekdote die Kaljouw met ons deelt. ‘Zo bracht ik in 2015 al een advies uit over de toekomst van de gezondheidszorg. Ik wilde polsen wat de mensen ervan vonden. Daarom stond ik in het Abe Lenstra Stadion in Friesland te midden van wethouders, burgers, zorgverzekeraars en cliënten. Ik stelde hen de vraag wat ze het allerbelangrijkst vinden als het gaat om zorg. De bevindingen van die dag zijn ook nu nog heel actueel. Want iedereen was het eens over één ding: we moeten vol inzetten op het voorkomen van problemen. Preventie dus. En als het dan toch misgaat, dan zo veel mogelijk oplossen in de eerste lijn.’


Grote indruk

‘Die dag heeft grote indruk op me gemaakt. Ik heb geleerd dat wanneer je aan mensen vraagt wat ze belangrijk vinden voor zichzelf en hun kinderen, je de beste antwoorden krijgt. Die antwoorden moeten partijen meenemen in de nieuw op te zetten allianties. Dan zetten we de patiënt écht centraal. En dat is nu bepaald niet het geval. Ik zie partijen alleen maar over burgers en patiënten praten. Zelden of nooit met. Daar zit ’m ook de pijn.’

Zorgaanbieders erkennen dit probleem weliswaar, maar geven er geen gevolg aan. ‘Als ik dit aankaart, geven ze me volledig gelijk en mag ik er een mooi praatje over houden op een congres. Maar per saldo verandert er niets.’

Ze is de bedenker van het concept ‘passende zorg’, een term die als een rode draad door het nieuwe Integraal Zorgakkoord (IZA) loopt en ook in het regeerakkoord terecht is gekomen. Het betekent kort gezegd dat de zorg gericht is op gezondheid, functioneren en kwaliteit van leven, dat de zorg samen met patiënt en professional tot stand komt, en dat de zorg op de juiste plek geleverd wordt. En om die passende zorg voor elkaar te krijgen, móéten partijen wel samenwerken. ‘Voor de duidelijkheid,’ zegt Kaljouw, ‘met samenwerken bedoel ik geen nieuwe organisatievormen als gevolg van fusies. Die zijn nergens voor nodig. Fusies zitten partijen alleen maar in de weg. We moeten in plaats daarvan terug naar de vraag wat er nodig is in een regio. Kijk met elkaar hoe je daar iets kunt organiseren en wie wat het best kan doen.’


Alle kaarten op tafel

Belemmerende wet- en regelgevingen die dan onherroepelijk opdoemen, moeten zo veel mogelijk worden weggenomen, meent Kaljouw. ‘Neem het mededingingsrecht in de zorg. Dat moet worden aangepast vinden wij. Dat zit partijen alleen maar in de weg. Hierdoor is het bijvoorbeeld niet mogelijk om vooraf alle kaarten op tafel te leggen en met elkaar te overleggen wie wat doet. Maar dat is voor een goed werkend samenwerkingsverband juist wél nodig. Sterker nog, het is een voorwaarde.’ Om de veranderingen in de zorg echt op gang te krijgen, is er volgen Kaljouw ook meer nodig dan wat transitiegelden alleen. ‘We moeten de financiële prikkels voor instellingen structureel wijzigen. Anders voelen partijen geen enkele noodzaak om te veranderen. Zo simpel is het. Een instelling die wordt betaald om productie te draaien, zal nu eenmaal productie blijven draaien.’


Geen tekort maar overschot

Personeelstekort is voor veel instellingen ook een reden om de handen ineen te slaan en slimmer te gaan werken. Maar Kaljouw heeft zo haar eigen visie op dit probleem. ‘Het is maar hoe je ernaar kijkt,’ zo stelt ze. ‘Als in één regio bijvoorbeeld drie laboratoria zitten, kunnen er in principe twee weg. Eentje is ook genoeg. Het personeel van die andere twee labs kunnen we dan omscholen en elders in de zorg aan het werk helpen. Ook zijn er regio’s in het land waar vijf spoedeisende hulpposten heel dicht op elkaar zitten. Die zijn allemaal 24/7 open. Ook dat is helemaal niet nodig. Als er twee open zijn, is dat ook voldoende. Dat scheelt dan drie voltallige teams. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Dan heb je ineens geen personeelstekort maar een overschot.’

Case NZa
MARIAN KALJOUW, NZa
‘Ik ben ervan overtuigd dat een transitie mogelijk is’  

Juridisch

STAP 4: BUSINESSCASE
EN ALLIANTIEVORMEN

‘Iedereen houdt z’n
kaarten dicht tegen de
borst en is bang dat ie
ten onder gaat’

De NZa wil wet- en regelgevingen die zinvolle strategische allianties in de zorg in de weg staan, zo veel mogelijk wegnemen. Een voorbeeld is het mededingingsrecht in de zorg. De NZa is van mening dat deze wet moet worden aangepast.

De Nederlandse 
Zorgautoriteit (NZa) 

De NZa houdt toezicht op zorgaanbieders, zorgverzekeraars, zorgkantoren en het CAK en reguleert de zorg door omschrijvingen van zorgbehandelingen (prestaties) en maximumtarieven vast te stellen.

Gevestigd in Utrecht

Aantal medewerkers: circa 575

Aantal interventies bij zorgaanbieders (2020): 306

DR. MARIAN KALJOUW is sinds 1 juni 2015 voorzitter van de raad van bestuur van de NZa. Ze werkte eerder als IC-verpleegkundige en was van 2005 tot 2012 bestuursvoorzitter van de beroepsvereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland. Ook was zij directeur van de St. Antonius Academie van het St. Antonius Ziekenhuis. Kaljouw promoveerde aan de Maastricht University op een proefschrift over ‘Behoeften van familieleden van intensive care-patiënten’.

‘Dan heb je ineens geen personeelstekort maar een overschot’

Marian Kaljouw wil dat partijen in de zorg als eerste kritisch kijken naar welke zorg er nu écht nodig is in een regio. Door problemen op een andere manier te bekijken, kunnen deze bovendien veranderen in kansen, zo meent ze. Dan kan een personeelstekort in de zorg zomaar verworden tot een personeelsoverschot.

‘Ik zie partijen alleen maar
over burgers en patiënten
praten. Zelden of nooit met’

Minder wantrouwen

Maar nu staan zorgpartijen aan de vooravond van een enorme transitie. Kaljouw: ‘Iedereen heeft wel door dat er het nodige moet veranderen. Die urgentie voelt men wel. Partijen willen ook wel vernieuwen en samenwerken. Maar ze durven niet. Het vertrouwen is er niet. Iedereen houdt z’n kaarten dicht tegen de borst en is bang dat ie ten onder gaat.’ Er is wat haar betreft maar één manier om deze patstelling te doorbreken: ‘Gewoon beginnen, laten zien dat het menens is en perspectief blijven bieden. Dat geldt overigens ook voor VWS en uiteraard ook voor onszelf. Maar ook bij zorgverzekeraars mag het wantrouwen wat minder. De onderhandelingen rondom het Integraal Zorgakkoord waren om die reden een moeizaam proces van maanden. Alles moest tot achter de komma nauwkeurig worden beschreven uit angst om belazerd te worden. Die grondhouding moeten we met elkaar loslaten.’


Bewijzen dat het werkt

Toch is Kaljouw optimistisch over de toekomst van de zorg. ‘Ik ben ervan overtuigd dat een transitie mogelijk is. Maar daar is nog wel heel veel voor nodig en het zal nog zeker tien tot vijftien jaar duren voordat deze gerealiseerd is. Bepalend zullen voorbeelden zijn die echt bewijzen dat het waard is om de zorg anders in te richten. Die laten zien dat mensen er echt beter van worden. Dat ’t werkt. De provincie Zeeland bijvoorbeeld, waar woningcorporaties, zorginstellingen, zorgverzekeraars en gemeenten samenwerken. Of Amsterdam-Noord. Daar zijn wij samen met de gemeente en Zilveren Kruis een samenwerking gestart om de gezondheid en kwaliteit van leven van de inwoners van deze regio te verbeteren. Het zijn mooie eerste initiatieven. Maar we zijn in de zorg nog niet zover dat instellingen samen om de tafel gaan zitten en bijvoorbeeld elkaars nieuwbouwplannen naast elkaar leggen en hier gezamenlijk toekomstplannen voor maken. En daar moeten we wel heen.’

Stokpaardje

Kaljouw wil dat we ons eerst focussen op wat we echt nodig hebben aan zorgvoorzieningen. ‘Eén ding is zeker: we hebben echt niet op elke hoek van de straat een ziekenhuis nodig,’ zo benadrukt ze. ‘Soms moet je je eigenbelang dan ook ondergeschikt maken aan het regionale en landelijke belang. Dat geldt ook voor ziekenhuisdirecteuren en burgemeesters. En dat is vaak moeilijk.’ Dit omdenken lijkt een stokpaardje van Kaljouw. Met gemak geeft ze nog een voorbeeld. ‘Zo heeft iedereen recht op een huisarts, zo menen we met elkaar. Ik zeg: nee, dat is niet zo. Iedereen heeft recht op huisartsenzórg. Dat is iets heel anders. Dus hoe gaan we de zorg zo inrichten dat iedere Nederlander huisartsenzorg kan ontvangen? Als je dat multidisciplinair organiseert, heb je lang niet zoveel huisartsen nodig. Dat is dus ook een optie.’


Abe Lenstra Stadion

Passende zorg begint bij preventie. En dat is geen bedenksel dat voortkwam achter de bestuurstafel blijkt uit een anekdote die Kaljouw met ons deelt. ‘Zo bracht ik in 2015 al een advies uit over de toekomst van de gezondheidszorg. Ik wilde polsen wat de mensen ervan vonden. Daarom stond ik in het Abe Lenstra Stadion in Friesland te midden van wethouders, burgers, zorgverzekeraars en cliënten. Ik stelde hen de vraag wat ze het allerbelangrijkst vinden als het gaat om zorg. De bevindingen van die dag zijn ook nu nog heel actueel. Want iedereen was het eens over één ding: we moeten vol inzetten op het voorkomen van problemen. Preventie dus. En als het dan toch misgaat, dan zo veel mogelijk oplossen in de eerste lijn.’


Grote indruk

‘Die dag heeft grote indruk op me gemaakt. Ik heb geleerd dat wanneer je aan mensen vraagt wat ze belangrijk vinden voor zichzelf en hun kinderen, je de beste antwoorden krijgt. Die antwoorden moeten partijen meenemen in de nieuw op te zetten allianties. Dan zetten we de patiënt écht centraal. En dat is nu bepaald niet het geval. Ik zie partijen alleen maar over burgers en patiënten praten. Zelden of nooit met. Daar zit ’m ook de pijn.’

Zorgaanbieders erkennen dit probleem weliswaar, maar geven er geen gevolg aan. ‘Als ik dit aankaart, geven ze me volledig gelijk en mag ik er een mooi praatje over houden op een congres. Maar per saldo verandert er niets.’

Ze is de bedenker van het concept ‘passende zorg’, een term die als een rode draad door het nieuwe Integraal Zorgakkoord (IZA) loopt en ook in het regeerakkoord terecht is gekomen. Het betekent kort gezegd dat de zorg gericht is op gezondheid, functioneren en kwaliteit van leven, dat de zorg samen met patiënt en professional tot stand komt, en dat de zorg op de juiste plek geleverd wordt. En om die passende zorg voor elkaar te krijgen, móéten partijen wel samenwerken. ‘Voor de duidelijkheid,’ zegt Kaljouw, ‘met samenwerken bedoel ik geen nieuwe organisatievormen als gevolg van fusies. Die zijn nergens voor nodig. Fusies zitten partijen alleen maar in de weg. We moeten in plaats daarvan terug naar de vraag wat er nodig is in een regio. Kijk met elkaar hoe je daar iets kunt organiseren en wie wat het best kan doen.’


Alle kaarten op tafel

Belemmerende wet- en regelgevingen die dan onherroepelijk opdoemen, moeten zo veel mogelijk worden weggenomen, meent Kaljouw. ‘Neem het mededingingsrecht in de zorg. Dat moet worden aangepast vinden wij. Dat zit partijen alleen maar in de weg. Hierdoor is het bijvoorbeeld niet mogelijk om vooraf alle kaarten op tafel te leggen en met elkaar te overleggen wie wat doet. Maar dat is voor een goed werkend samenwerkingsverband juist wél nodig. Sterker nog, het is een voorwaarde.’ Om de veranderingen in de zorg echt op gang te krijgen, is er volgen Kaljouw ook meer nodig dan wat transitiegelden alleen. ‘We moeten de financiële prikkels voor instellingen structureel wijzigen. Anders voelen partijen geen enkele noodzaak om te veranderen. Zo simpel is het. Een instelling die wordt betaald om productie te draaien, zal nu eenmaal productie blijven draaien.’


Geen tekort maar overschot

Personeelstekort is voor veel instellingen ook een reden om de handen ineen te slaan en slimmer te gaan werken. Maar Kaljouw heeft zo haar eigen visie op dit probleem. ‘Het is maar hoe je ernaar kijkt,’ zo stelt ze. ‘Als in één regio bijvoorbeeld drie laboratoria zitten, kunnen er in principe twee weg. Eentje is ook genoeg. Het personeel van die andere twee labs kunnen we dan omscholen en elders in de zorg aan het werk helpen. Ook zijn er regio’s in het land waar vijf spoedeisende hulpposten heel dicht op elkaar zitten. Die zijn allemaal 24/7 open. Ook dat is helemaal niet nodig. Als er twee open zijn, is dat ook voldoende. Dat scheelt dan drie voltallige teams. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Dan heb je ineens geen personeelstekort maar een overschot.’